Bureau Steinfort: Sandra

Het is haar blik die maakt dat ik blijf kijken. Haar lange donkerblonde haren, blanke huid en rood opgemaakte lippen. Ze ziet er uit als een engel. Als ik m'n hoofd wegdraai, branden haar ogen in m'n rug. Haar aanwezigheid is voelbaar, alsof ze ons iets wil vertellen. Alsof ze wil zeggen: 'Het is goed zo, laat het los'.
Het is zondagmiddag, de eerste sneeuwvlokken van het jaar liggen als een dunne witte deken over het Groninger land. We zitten aan de eikenhouten eettafel in de woonkamer, zoals wel vaker. We kletsen wat over koetjes en kalfjes en doen een bakkie. Het voelt bijna vertrouwd. Zodra ik de opname-apparatuur start, weet Jonnie altijd precies wat er van hem wordt verwacht. Hij schakelt naadloos over.
Maar niet vandaag. De vastberadenheid in zijn stem heeft plaatsgemaakt voor twijfel. Zijn lichaamstaal verraadt teleurstelling. Want even was daar de hoop dat de moordenaar van zijn dochter alsnog gevonden zou worden. Zeventien jaar na dato. Het blijkt ijdele hoop, want aanvullend dna-onderzoek levert uiteindelijk geen nieuwe aanknopingspunten op. De gewenste doorbraak blijft uit.
En daar is Jonnie zich terdege van bewust, zo blijkt tijdens het gesprek. De zoektocht naar de ontbrekende puzzelstukjes is nog altijd niet ten einde. Het maakt dat mijn blik weer afdwaalt naar het gezicht, het gezicht aan de muur. Want wat is er die dag in 1998 gebeurd? Kende ze haar moordenaar? Was ze nog bij bewustzijn toen ze van dichtbij door haar hoofd werd geschoten? En wie waren er bij toen haar lichaam werd begraven in een bosperceel bij Kolham?
Vragen zonder pasklaar antwoord. En dus klampt Jonnie zich vast aan die laatste strohalm. Aan die onbekende persoon die opstaat en bereid is om openheid van zaken te geven. Iemand met gewetenswroeging, die vertelt wie Sandra heeft vermoord en waarom. Tegelijkertijd draaien we ons hoofd om en kijken we nog één keer naar haar schilderij. Vereeuwigd in olieverf, gevangen in een witte lijst van zestig bij veertig centimeter. Zodat ze nooit meer kan ontsnappen.
Als ik terugrijd naar de redactie schiet het me te binnen. Het is de serene rust die Sandra uitstraalt, waardoor ik mijn ogen niet van haar af kon houden. En het is precies die rust,
die ik Jonnie misschien nog wel het meeste gun.