Column: Een miljoen Groningers in Italië

'Moi' bromt het Italiaanse mannetje terwijl hij met twee lege melkflessen en een aardappelkistje langzaam zijn erf op loopt. Hoorde ik het nou goed? Zei hij echt 'moi' tegen me?
Het is heet vandaag. De krekels tjirpen gejaagd, alsof ze het stof van zich afblazen met hun vleugels. De septemberzon is nog fel, prikt in mijn huid. De schapen en koeien hebben loom de schaduw van de cipressen opgezocht. Overal zoemen insecten. Ergens schiet een salamander de weg af, de droge berm in. Het zweet op mijn lichaam voelt zwaar en dik. Pas als ik bijna bij het dorp ben, bovenop de heuvel, merk ik de verkoeling van wat wind.
Het boertje kijkt me nieuwsgierig aan. 'Wilt u wat water?' vraagt hij terwijl hij zich omdraait. Koel water is precies wat ik nodig heb. 'Gewoon aan de wandel?' vraagt hij terwijl ik zijn aardappelkistje gevuld met vleestomaten van hem overneem en met hem zijn erf oversteek. Ik bevestig het met een glimlach. Ik vertel hem hoe ik houd van de stilte en het panorama hier. Hoe je Genua binnen een kwartier uit kunt klimmen en vanuit de hoogte de stad kunt zien liggen als een witgele deken uitgespreid over de groene heuvels. Hoe de Italiaanse bebouwing de azuurblauwe zee liefdevol omarmt. Dat uitzicht maakt elke klim de moeite waard.
'U bent geen Italiaan' zegt hij met een nieuwsgierige blik in zijn ogen. Ik moet hard lachen. Ik antwoord dat ik 'Olandese' ben. Hij kijkt verbaasd. 'Ongelofelijk! En u praat Italiaans!' Ik vertel over mijn Grote Liefde uit deze mooie streek. En hoe door hem alles vanzelf Italiaans werd in mijn leven.
'Wij zijn niet echt Italiaans hier. Wij zijn Genuezen' zegt het boertje voorzichtig, terwijl hij water uit de koelkast pakt en die met trillende hand inschenkt in twee oude gebarste mokken. Ik vraag hem waarom. 'Wij houden niet van poespas. Iedereen praat altijd maar. In Milaan, in Rome, in Napels. Hier niet. Wij houden van stilte. In het zuiden zeggen ze dat we nuchter en afstandelijk zijn. Maar ik denk dat we gewoon aan weinig woorden meer dan genoeg hebben...'
We zitten nog even in stilte onder het afdakje van zijn boerderijtje met uitzicht op de baai van Genua. 'Waar in Nederland komt u vandaan?' vraagt het mannetje terwijl hij in de verte staart. 'Net als u uit het noorden', zeg ik, 'waar we weinig praten en van stilte houden. Waar ze ons in het westen en zuiden ook niet begrijpen. Waar we andere Nederlanders altijd moeten uitleggen dat we van een praatje houden, maar niet van gedoe'.
Opnieuw stilte. Langzaam nemen de geluiden van de hete natuur het gesprek van ons over. Geloei van koeien. Een paar vogels. Wat geritsel in de struiken. Een hond in de verte.
Als ik mijn water op heb sta ik op en bedank hem voor zijn gastvrijheid. Hij maakt een 'graag gedaan'-gebaar, en zegt dat ik als weer in de buurt ben van harte welkom ben voor een glas water of, als het minder heet is, zelfgemaakte rode wijn. 'Die is goed dit jaar' besluit het boertje, terwijl hij zijn hand opsteekt en nog een keer 'moi!' lijkt te roepen. Maar deze keer weet ik het niet helemaal zeker.
Als ik bij het hek ben kijk ik nog even om. Het mannetje is blijkbaar naar binnen gegaan, de koele schaduw in. Terwijl ik het dorp in loop besef ik me met een glimlach dat er in deze regio een miljoen van dit soort types wonen. Rustig, gewoon, nuchter, hartelijk. Een volk van landbouw en visserij. Eigenlijk wonen er hier in Italië een miljoen Groningers.
Marc Wiers
Marc is altied onderwegens tussen Genua (Italië), Straatsburg (Frankrijk) en Groningen. Wat hij onderweg tegenkomt vertelt hij hier elke maandag. Volg Marc op Twitter