Column: De kleine witte Italiaan die Siddeburen mobiel maakte

© Nedcars.com/bewerking Marc Wiers
Opa Keizer in Siddeburen (van moeders kant) had er jaren voor gespaard. Slapeloze nachten van gehad. Lang over getwijfeld. Maar nu stond hij er: zijn eerste kleine witte Italiaan.
De hele Noorderweg was uitgelopen om hem te komen bewonderen. We spreken 1966, jaar van het huwelijk van Beatrix, zwart-wit-televisie en De Nacht van Schmelzer. Weinig Grunnegers hadden er in hun leven een gezien. In onze provincie kwamen ze ook maar weinig voor. Een paar waren er geïmporteerd, sommige op de kop getikt in het westen. En de Italiaan van mijn opa was de eerste in het dorp: een gloednieuwe Fiat 600.
Het gedrongen witte ding ontketende een ware vervoersrevolutie in het dorp. Opeens konden ze bij v.v. Siddeburen met z'n vijven tegelijk naar een uitwedstrijd. Waren zieke buren sneller in het ziekenhuis. En was familie in Amersfoort nog maar drie uur rijden. Op oudjaarsdag racete opa met de voorzitter van kloksmeer door het dorp om te collecteren. Ze waren ongewoon vroeg, vóór het middaguur, al klaar en misten door de jenever die daarop volgde alle feestelijkheden die nacht. Mijn oma was woedend. Maar Siddeburen was mobiel.
Mijn moeder haalde net haar rijbewijs dat jaar. En ze moest en zou de Italiaan mee hebben voor een ritje met een vriendin. Met tegenzin gaf opa de sleutels aan zijn dochter. Hij gaf er een schriftje bij, vol met aanwijzingen. 'Niet harder dan 80', 'op de motor remmen', 'controleer alle lichten'. Met opgetrokken wenkbrauwen bladerde mijn moeder door het boekje. 'Ja, tis en blieft ain Italioan', verzuchtte opa wijzend op de laatste aanwijzing: 'tijdens regen onderdak zoeken!'. Maar ze kreeg 'm mee, de witte Italiaan. Ze mocht niet verder dan Veendam. En als er problemen waren, moest ze een telefooncel opzoeken en direct bellen.
Eigenwijs als ze was reed ze lachend plankgas helemaal naar Assen. De twee wichter namen het ervan bij warenhuis Vanderveen en café BeauLieu. Toen ze aan het einde van die middag bij het witte autootje aankwamen stond er net een agent op het punt het kenteken over te schrijven in zijn bonnenboekje. Verkeerd geparkeerd. Fl. 7,50 boete. Mijn moeder heeft de agent gesmeekt om de boete ter plekke te mogen betalen. Maar hij was onverbiddelijk. 'Dat kan niet. Dat gaat per post'.
Eenmaal veel te laat thuis stond mijn opa mijn moeder al op te wachten. Zijn gezicht stond op onweer. 'Is Veendam zo wiet vot?' vroeg hij zodra mijn moeder zich uit de Italiaan had geworsteld. 'Wie binnen in Assen wèst', gaf mijn moeder direct toe, 'en ik heb 'n boete kregen'. Opa gebood mijn moeder met een strenge blik aan de keukentafel te gaan zitten. Hij liet zichzelf ook op een keukenstoel zakken, leunde voorover en liet een stilte vallen. Toen stelde hij gedragen en heel langzaam de allerbelangrijkste vraag van die dag: 'Het-het-doar-ook... regent?' 'Nee het is aal dag dreug west' antwoordde mijn moeder met zachte stem. Zijn gezicht klaarde direct op. De kleine witte Italiaan was droog gebleven.
Toen ik 41 jaar later mijn grote liefde voorstelde aan mijn moeder verscheen er een brede glimlach op haar gezicht. En die is er de hele avond niet af geweest. Tijdens het eten fluisterde Roberto vluchtig in mijn oor 'Heb ik iets raars gezegd?' Maar mijn moeder had zijn vraag ook gehoord, en antwoordde liefdevol: 'Bist ja ain lutje widde Italioan. Dat binnen de besten'.

Marc Wiers

Marc is altied onderwegens tussen Genua (Italië), Straatsburg (Frankrijk) en Groningen. Wat hij onderweg tegenkomt vertelt hij hier elke maandag. Volg Marc op Twitter