Column: Mijn moeder verhuist

Mijn moeder verhuist deze week naar een aanleunflat. Ze is 84, nog redelijk gezond, maar de dagelijkse bezigheden kosten haar steeds meer moeite. Een nieuw potje jam krijgt ze al jaren niet meer open, hoeslakens lijken met elke was te krimpen en bij de afwas speelt het bestek verstoppertje in de theedoek.
'Het lukt me niet, sorry hoor', zegt ze. In haar ogen zie ik een mengeling van verdriet en schaamte. Ik pak de theedoek van haar over, maak het bed op, draai het deksel van de jampot, maar echt helpen kan ik niet. Dat kan niemand, ook de thuiszorg niet, die haar twee keer per week onder de douche zet.
Alle oude portiekbewoners zijn verdwenen: verhuisd of overleden. Jonge mensen zijn voor hen in de plaats gekomen. En de wereld buiten is steeds verder weg: het raam in de kamer is een enorme flatscreen TV geworden. Mijn moeder gaat alleen de straat op als de zon schijnt, het windstil is en de stoepen goed begaanbaar zijn. Dat geldt helaas ook voor de vriendinnen die ze nog heeft. Daarom heeft mijn moeder zin in haar nieuwe flat, ze verheugt zich op de lift, de warme gangen, het restaurant en de nabijheid van veel bekenden uit het dorp.
De dag voor de verhuizing helpen mijn zus en ik met inpakken. Er moet veel weg, want het appartement is klein. Afscheid nemen van een mooie vaas vindt mijn moeder niet moeilijk, maar het stuntelig versierde stoffen popje dat ik op de lagere school voor haar maakte, moet absoluut mee. Aan het einde van de dag heeft mijn zus het portret van onze vader in handen.
'Ik stop papa ook in een doos', zegt ze. 'Vind je dat goed?'
'Ja hoor,' zegt mijn moeder, 'dat ene nachtje overleeft hij wel, morgen pakken we hem weer uit.'
Op de dag van de verhuizing komt mijn broer helpen. Hij belt aan in de centrale hal, het duurt eindeloos voordat hij boven is. Als de liftdeuren opengaan, blijkt hij klem te staan achter drie rollators met vriendelijk lachende, grijze dames eraan vast. In de mandjes ligt bontgekleurde wol, breipennen steken links en rechts uit.
'Waar zijn we?' vraagt er een.
'Op de derde verdieping', zegt mijn broer.
'Oh hier moeten we niet zijn. Het breien is beneden.'
Even staat iedereen er besluiteloos bij. Dan drukt mijn broer op de knop van de begane grond. Tot zo, knipoogt hij naar ons. Weer boven zegt hij meesmuilend: 'Ze vroegen mij op welke verdieping ík kwam wonen.'
Als alle meubels op hun plaats staan, de verhuizers weg zijn en de meeste dozen uitgepakt, nemen we tijd om iets te eten. Mijn zus heeft erwtensoep gemaakt. We zitten met z'n allen rond de tafel, bijna als het gezin van vroeger.
'Het wordt hier supergezellig mam', zegt mijn zus. Mijn moeder knikt. Vanaf het dressoir kijkt mijn vader glimlachend toe.

Alice Buitenga schrijft elke vrijdag over haar 84-jarige moeder, die in een aanleunflat ergens in de provincie Groningen woont.