Column: Mijn moeder jaagt op een vlieg

'Er heeft hier dagenlang een vervelende vlieg gezeten', zegt mijn moeder. 'Ik kreeg hem maar niet te pakken. Dat komt, ik ben de vliegenmepper kwijt sinds de verhuizing. Dus ik probeerde het met een theedoek, maar die vlieg ontkwam me steeds. Ik heb Annie gebeld om het te vertellen en weet je wat ze zei? Dat ze óók een vlieg in huis had.'

Het is donderdagavond, ik drink een kop koffie bij mijn moeder.

'Tjonge', zeg ik, 'wat een toeval. In Annies huis óók een vlieg.' Annie is een vriendin die vlakbij woont.
Mijn moeders vlieg is kansloos. Al het ongedierte dat haar huis binnen sluipt, gaat zijn ondergang tegemoet. Muggen, vliegen, pissebedden, kevers, ze worden allemaal opgeveegd, opgezogen of dood gemept. Spinnen pakt ze op met een dubbelgevouwen stuk keukenpapier. Het pletten van de grotere exemplaren klinkt als: skrotsj. Als ik vraag waarom ze zo'n beestje niet gewoon even buiten zet, kijkt ze me verbaasd aan. Ze is niet bepaald teerhartig als het om dieren gaat. Net als haar ouders, die nog een soort van strijd om het bestaan leverden met dieren. Slakken in de moestuin betekenden schade aan de oogst. Dus daar ging zout op. Eén keer ben ik met mijn opa mee geweest toen hij met de zoutpot de tuin inging. Dat was meteen de laatste keer.
Ook de meer aaibare dieren kunnen meestal niet op mijn moeders sympathie rekenen. Dat heeft te maken met hun akelige gewoonte er een bende van te maken. Schapen die het gras in het park kort houden? Ze laten het rommelig achter. Katten? Brengen veel zand en haren in huis. Honden? Nog veel meer zand en haren. Je kunt wel blijven stofzuigen.
Toch mochten we ooit een kat. Toen ik op de lagere school zat, ontdekte ik een schattige, roetzwarte kitten in de struiken bij een boerderij. Ik hoefde niet eens heel lang te zeuren voordat mijn moeder toestemde. Blacky mocht bij ons komen wonen. We haalden hem in een doos, lieten hem thuis een uurtje acclimatiseren en deden toen de doos open. Blacky vloog meteen in een grote plantenpot, waar hij een drol produceerde en vluchtte daarna onder de bank, waar hij een grote plas deed. Mijn moeder kon gelijk beginnen met opruimen.
'En hoe is het afgelopen met die vlieg?', vraag ik, rondkijkend in haar kleine appartement. 'Ik zie hem nergens meer.'
'Ha!' zegt mijn moeder tevreden. 'Uiteindelijk kreeg ik hem toch te pakken met die doek. Eerst raakte ik hem half in de keuken, en toen ontsnapte hij nog, maar even later kon ik hem in de kamer gemakkelijk van de muur meppen. Ik had wel even het keukentrapje nodig.'
'En toen lag hij op de grond? Met alle vier z'n pootjes omhoog?'
'Ja, precies', zegt mijn moeder, 'en toen dacht ik, ik bel Annie even. Dat ik hem hád. Dus ik zei: 'Annie, die vlieg is dood.'
'Wat?' vroeg Annie, 'is er iemand dood? Wie is er overleden?'
'Nee!' zei ik, 'de vlíeg! Mijn vlieg is dood!''

Alice Buitenga schrijft elke vrijdag over haar 85-jarige moeder, die in een aanleunflat ergens in de provincie Groningen woont.