Column: Mijn moeder verliest een bijzondere vriendin

Ze leerden elkaar een paar jaar geleden kennen in de supermarkt. Mijn moeder was even gaan zitten om een steentje uit haar schoen te halen. Susan zag het gebeuren en zei: 'Dat kan echt zo vervelend zijn hè, zo'n piepklein rommeltje onder je voet.' 'Ja', lachte mijn moeder, 'dat móet eruit'.
Ze konden het direct goed met elkaar vinden en wisselden adressen uit. In de maanden die volgden gingen ze bij elkaar op de thee, speelden Rummikub en spraken het leven door. Toen mijn moeder erover vertelde, zei ik dat ik blij voor haar was dat ze een nieuwe vriendschap had gesloten.
'Ja, ik ben er ook blij mee,' zei mijn moeder, 'maar ik wil me niet te veel aan haar hechten.' Op mijn vragende blik vervolgde ze: 'Susan heeft me verteld dat ze er op haar tachtigste een eind aan gaat maken. En ze is nu 79.'
'Waarom dan?' vroeg ik. 'Is ze ziek'?'
Dat was niet het geval. Susan was lichamelijk en geestelijk gezond, had een druk sociaal leven en een goede band met haar kinderen. Maar ergens in haar leven had ze besloten dat ze niet wilde afwachten tot ze gebrekkig of hulpbehoevend werd. Tachtig was voor haar de eindstreep. Punt, uit. Vlak na haar verjaardag ging het gebeuren. Wanneer dat was, wist mijn moeder niet, dat wilde Susan niet vertellen.
'En hoe gaat ze het dan doen?'
'Ze heeft de afgelopen jaren pillen verzameld. Gekocht in Spanje', zei mijn moeder.
Toen mijn moeder een uitnodiging kreeg voor een afscheidsetentje wist ze dat het bijna zover was. Ze zei tegen mij dat ze er tegenop zag, dat etentje: 'Maar ik ga natuurlijk wel. En ik wil graag iets voor haar meenemen, maar ik weet niet wat. Wat moet je zo iemand geven? Ik denk dat ik een mooie kaart ga maken.'
Het afscheidsetentje ging uiteindelijk niet door, omdat mijn moeder die dag naar een begrafenis moest. Een nieuwe afspraak is er niet meer van gekomen, de kaart heeft ze op de bus gedaan.
Op een ochtend kwamen een politieauto, een ambulance en de plaatselijke huisarts voorrijden bij Susans huis. De ambulancebroeders gingen met een brancard naar binnen en kwamen geruime tijd later weer naar buiten. Op de brancard lag een lichaam onder een deken. Mijn moeder hoorde dit allemaal later van Susans buren, die het hadden zien gebeuren.
'Het is toch wat', zei mijn moeder, ondanks haar voorkennis geschrokken van het nieuws. 'Ik heb er wel eens aan getwijfeld of ze het echt zou doen, maar ze heeft het dus echt gedaan.'
Een paar dagen later kreeg mijn moeder een kaart.
'Lieve Marie, ik heb genoten van onze middagen samen. Ik dank je voor je vriendschap. Susan.'

Alice Buitenga schrijft elke vrijdag over haar 85-jarige moeder, die in een aanleunflat ergens in de provincie Groningen woont.