Column: Rechtbank

© RTV Noord
We moeten naar de rechtbank. Nee, we zijn niet gedaagd. Roberto moet zijn vertaalde diploma's laten beëdigen. En hij zegt dat het allemaal wel een dag kan duren. Een dag!

Verbaasd kijk ik Alma en Giovanni aan. 'Geloof me, een dag is nog kort', zucht ze terwijl ze met de ontbijtborden de keuken insloft. Giovanni maakt een afwerend 'praat me er niet van'-gebaar en geeft me een stapeltje vijfjes. Ik kijk nog verbaasder. 'Geloof me, die heb je nodig', zucht ook hij en sloft achter Alma aan de keuken in.
Ontzettend nieuwsgierig volg ik Roberto langs alle veiligheidspoortjes in het Kafkaïaanse dichte, bijna raamloze gebouw achter de Piazza Ferrari in Genua. We worden drie keer gefouilleerd, mijn broekzakken worden zes keer omgekeerd en ik moet minimaal vijf keer mijn ID-kaart laten zien. Maar dan zijn we binnen. Het is er stoffig, donker, benauwd en ruikt er muffig. Ik waan me in een film. Roberto sjokt op zijn gemak door de enorm lange gangen langs tientallen kantoren. Bij elk kantoor ligt voor de deur een stapel formulieren van minimaal een meter hoog. Ik weet niet wat ik zie.
In het eerste kantoortje zit een dikkige ambtenaar met zweetplekken onder zijn oksels achter een formicatafeltje en een stempel in zijn hand. Roberto legt kort uit wat de bedoeling is: de man stempelt de boel, zet een krabbel en houdt zijn hand op. Er gebeurt niks. Met een ruk draait Roberto zich om naar mij. 'Je hebt toch wel die vijfjes bij je?' Verbijsterd druk ik een vijfje in de bezwete hand van de man, die kort knikt en ons met zijn ogen zijn kantoor uitstuurt. 'Is dit écht? Is dit niet illegaal?' Ik heb honderden vragen, maar Roberto wil zo snel mogelijk zijn vertaling regelen en wegwezen hier. 'Ik weet het niet! Ik weet het niet!' antwoordt hij bij elke vraag, en loopt met steeds fellere stappen van kantoor naar kantoor.
Na een uur heb ik het wel gehad, en wil ik naar buiten. 'Dat kan niet!' sist Roberto terwijl we op twee oude, bevlekte stoeltjes bij het zoveelste kantoortje zitten te wachten. Ik kijk hem vragend aan. 'We zijn sámen naar binnengegaan. We moeten ook samen weer naar buiten. Jij bent Nederlander, je mag hier niet zomaar alleen rondlopen.' Ik moet hard lachen, maar achter mij maakt iemand een 'sssst!'-geluid in een van de kantoortjes. 'Wat zíjn dat voor stempels en formulieren en handtekeningen?' Roberto haalt zijn schouders op. 'Een voor de griffier. Een voor de Italiaanse vertaling. Een voor de Nederlandse brontekst. Een voor de bezegeling. Een voor de envelop...' Treurig kijkt hij naar de grond en zucht. 'In Nederland betaal je hier ook allemaal voor hoor...' voegt hij er weinig overtuigd aan toe.
Bijna drie uur later zijn we klaar. In de frisse buitenlucht staan vier ambtenaren voor een koffiebarretje een sigaret te roken. Ik haal twee espresso voor ons en voeg me bij het groepje stempelaars. We raken in gesprek. De dikkige eerste man van vanochtend staat er ook bij. Hij staart met een grauwe kop uitdrukkingsloos voor zich uit. Af en toe schokt hij met zijn schouders, als teken dat hij ons gesprek wel volgt maar er niet helemaal bij is. Als ik hem vraag hoe lang hij dit al doet kijkt hij me gepijnigd aan. In zijn gezicht zie ik de jaren uitgedrukt in rimpels. Duizenden uren heeft hij met een stempel in de hand in een stoffig, muffig, donker, benauwd kantoortje de bureaucratie gedragen, denk ik erbij. Ik kijk hem begrijpend aan en klop hem bemoedigend op de schouder. 'Ik hoop dat je ooit nog iets anders vindt.' Hij springt achteruit, gooit zijn armen in de lucht en roept 'Ben je gek! Iedereen zou direct tekenen voor zo'n baan. Weet je wel wat je verdient op een dag!?'
In de bus naar huis kijk ik Roberto ongerust aan. 'Het was een grap van die man', bezweert hij. Maar voor het eerst voel ik een heel klein barstje in mijn bewondering voor dit land.