Column: Mijn moeder is de bijrijder

Mijn ouders hadden een goed huwelijk. Althans meestal. (Deel 1)
In de zomer van 1972 reden wij met het hele gezin in onze Ford Taunus naar Italië. We gingen kamperen aan het Gardameer en het plan was op de heenweg vlak na München een tussenstop te maken. Mijn moeder had een geschikte camping in de buurt van de snelweg uitgezocht.
Honderd kilometer vóór München kwamen we echter in een eindeloze file terecht. Er was een ongeluk gebeurd en alle rijbanen werden een tijdlang afgesloten. Toen we eindelijk weer - voetstaps - konden doorrijden, beseften mijn ouders dat we te laat bij de beoogde camping zouden aankomen. Daarom besloten ze zo snel mogelijk van de snelweg af te gaan en meteen een kampeerplaats te zoeken.
De eerstvolgende afslag, 1200 meter verderop, was naar Passau. De naam stond met grote witte letters op een enorm blauw bord.
'Zullen we dat dan maar doen? Kun jij snel even kijken of daar een camping is?', vroeg mijn vader aan mijn moeder. Ze pakte onmiddellijk onze kampeerbijbel - de ANWB Campinggids - en begon te bladeren.
'Passau, Salzburg Oostenrijk', las mijn moeder hardop voor. 'Nee, die moet ik niet hebben', snoerde ze mijn vader de mond voordat hij iets kon zeggen. Haar vinger schoof verder over de bladzijde. 'Hier heb ik het: Passau in Beieren, Duitsland. Even kijken..ja! Vijf campings!'
Precies op tijd voor de afslag. Met een grote bocht verlieten we de snelweg. Aan het einde van de afrit werd nog een keer de richting van Passau aangegeven en we reden in noordelijke richting verder op een secundaire weg.
Mijn moeder had de wegenkaart er inmiddels bij gepakt. Ze spreidde hem zo breed mogelijk uit, zonder de voorruit te bedekken.
'Ik kan Passau zo snel niet vinden', zei ze. Met enige moeite draaide ze de kaart om en zocht daar verder. Mijn vader verrekte zo'n beetje zijn nek in een poging mee te kijken en tegelijk de weg in de gaten te houden. Op de achterbank waren mijn broer en ik verdiept in een boek. Ons kleine zusje was de enige die goed oplette.
'Weten jullie zeker dat Passau een goed idee is?', vroeg ze na een tijdje. 'Ik zag zonet een bord: Passau nog 350 kilometer.'
Mijn moeder sloeg een hand voor haar mond. 'Nee toch!' MIjn vaders hoofd liep rood aan en natuurlijk gaf hij de bijrijder de schuld. 'Je had eerst op de kaart moeten kijken, verdorie.'
Dat liet mijn moeder zich niet zeggen.
'Daar had ik helemaal geen tijd voor! En jij zei dat ik moest kijken of er een camping was!'
De ruzie was pas voorbij toen we uiteindelijk een kampeerplek voor die nacht hadden gevonden. Overnachten in Passau is sindsdien een standaard familiegrap. Op weg naar Italië zeggen we altijd dat we dáár een tussenstop maken, maar... we zijn er nog nooit geweest. Passau is ongetwijfeld een mooie stad, maar - u had het al begrepen - net iets te ver weg.
(Volgende week deel 2)

Alice Buitenga schrijft elke vrijdag over haar 85-jarige moeder, die in een aanleunflat ergens in de provincie Groningen woont.