Column: 1000 kilometer

Ik rijd bij Imca Marina voor de deur. Althans voor de boerderij in Midwolda waar de zangeres niet altijd even gelukkige tijden beleefde. Even voorbij de camping van Jan Glas en vlak voor de bocht, waar ooit de dikke trekkers van Bakker stonden. Dan gebeurt het. De cijfers verspringen: 1000.
Die duizend is van duizend kilometer. Die staan nu op het tellertje op het stuur van mijn racefiets. Een vlaag van trots waait door mijn hoofd. Mille chilometri op mijn zwarte Italiaan door het land van strokarton en suikerbiet. Door sjompige klei geploegd in een snedige snit. Door wuivend graan en bloeiende aardappelvelden. Langs de ondergaande zon in het zilte water van de Dollard.
Ik ben even weer Hennie Kuiper die ik imiteerde als kleine rooie. Met de klep van het zwartwitte Peugeot-petje omhoog racete ik door de nieuwbouw, lag ik plat in de bocht bij het schooltje en Hessels Rooibanden en moest ik de heuvel op langs het Rozenveldje en de poedels van communist Roele Meinds. Dan de afdaling naar de finish bij oma Veen voor de deur. Twee armen in de lucht en bij het uitrijden sloeg ik met de vuist op het stuur alsof ik de Koninginnerit naar Alpe d'Huez had gewonnen.
Zo had ik het vorig jaar bedacht toen ik op de racefiets klom. Romantisch stoempen door het Groninger land. En dan was het nog maar een peulenschil naar de oerwens van de renner. De beklimming van de kale berg, 21 kilometer naar de top van de Mont Ventoux. Als de badmeester en ik ons plan vertelden aan koersfanaten, zagen wij ontroerde gezichten of hoorden heroïsche verhalen. Renners onder elkaar. Een band die nooit meer leeg zou lopen.
Bij het tweede fietstochtje dat ik reed, toen nog op een fiets van Piet Pelle, maakte ik een enorme smakker. Ik vertelde het eerder op deze plek. Ik was even vergeten dat mijn voeten vastgeklonken zaten in de pedalen. Nachten lag ik wakker. Maanden knaagde een zeurende pijn in mijn schouder. Ik klaagde niet. De koers ging verder.
Na vier lekke banden, een hernieuwde (bijna)doodsmak op een hoogholtje over het Termunterzijldiep, tandwielen die de ketting niet pruimden en een zadel dat veel te klein leek voor mijn slappe witte billetjes, ruilde ik de Hollands rood-wit-blauwe racefiets in voor een zwarte Italiaan. Een Armani onder de rijwielen met voor de kenners slechts twee bladen voor. Dat was voor echte kerels had de fietsman gezegd.
Na de eerste rit dacht ik me het nog te verbeelden, bij de tweede ging ik er op letten en bij de derde wist ik het na een paar kilometer 'achter Pekel' zeker. Ik had geen gevoel voor in mijn lul. Ik voelde nog eens goed achter het zeem in mijn zwarte wielerbroek. Hij was zo dood als een pier. Ik schrok. Ik schrok echt.
Ik moest meteen denken aan die keer dat ik een ruggenprik had gekregen bij een meniscusoperatie. Toen had ik geen gevoel meer in de hele onderkant. Zuster Petra kwam wel vijf keer vragen of ik het gevoel al weer had. Bij de zesde keer en ik nog niets voelde dacht ik minstens dat ik vooral altijd verlamd bleef. Ik deed de uitdrukking 'een zucht van verlichting slaken' een harde eer aan toen na twee uur het gevoel eindelijk weer terugkwam.
Op mijn zwarte Italiaan kwam er geen zuster Petra vragen. Ik ging maar eens op de pedalen staan voor een beetje vrijheid voor het hele zaakje. Dat hielp enigszins. Fietsvriend Scotty op zijn Scott-fiets zei dat ik het zadel voorover moest zetten. Hielp niks. De fietsman zei dat ik een ander zadel moest. Eentje met een gleuf. 'Geen centje pijn', zei hij. Pijn niet nee, maar gevoel ook niet. Toen kwam de fietsman triomfantelijk aanzetten met hét prostaatzadel. Zo eentje voor tachtigplussers. Ik heb vriendelijk bedankt.
Ik heb nu het gleufzadel iets lager gezet én naar voren, waardoor ik het zaakje weer redelijk op orde heb. Dat gezegd hebbende. Ik heb nu last van mijn knie. Pijn aan de binnenkant. Soms zeurend. Soms stekend. Ik klaag niet. De koers gaat verder.
Wat ik nog vergeten ben te vertellen dat er heel veel muggen en vliegen vliegen in het land van strokarton en suikerbiet. Ik ben er sinds kort achter dat er ook vliegenwolken bestaan. Dat je witte wieleroutfit wit zo'n wolk in gaat en er zwart weer uitkomt. Dat zo'n hele dikke bromvlieg in het immens weidse landschap precies je mond in vliegt als jij naar adem hapt bij de klim op het viaduct over de A7. Dat er behalve vliegen ook heel veel honden, omaatjes met rollators en chagrijnige boeren op immense trekkers bestaan.
En dat Lientje mij met een bezorgd cynisme inwrijft dat er vorige week twee wielrenners zijn doodgereden in Zeeland.
Oh ja! En dat alles pijn doet, heel veel pijn, als je fietsvrienden net iets harder fietsen dan jij aankan.
Ik klaag niet. De koers gaat verder. Op naar de 2000 kilometer.

Erik Hulsegge