Column: Fietsles

© RTV Noord
Als ze in Groningen is begint Alma er steeds opnieuw over. Met glimmende ogen. Het lijkt haar wel wat. Een fietstochtje over het Groninger land.
Een fietstochtje met Italiaanse zestigers betekent: fietsles geven aan grote baby's. Want mijn schoonouders, die hebben dus nog nooit gefietst. 'Hoe moeilijk kan het zijn. Hij kan het zelfs!', wijst ze dan aan de eettafel naar Roberto, die verbolgen wegkijkt. En inderdaad mijn man fietst zich een breuk door Stad. Tandenknarsend door de regen, binnensmonds vloekend tegen de wind in, angstig door de sneeuw –hij is een ware liefhebber. Maar mijn schoonouders binnen een paar dagen fietsen leren, dat is andere koek.
En dus moet het er van komen vandaag. Roberto trekt zich wijselijk in zijn studeerkamer terug als ik voor ons huis op straat mijn petieterige kleine Italiaanse schoonmoeder de fijne kneepjes probeer bij te brengen. Ik help haar voorzichtig op de fiets van mijn man. Ze zijn beiden bijna even lang, dat scheelt. Maar de stang helpt niet echt. Onhandig zwiept ze haar rechterbeen over dat geval en valt woest schoppend met haar linkerbeen, met fiets en al, gillend door de coniferen van de onderburen. Brommend veegt ze de takken van haar vestje, zet met ferme hand de fiets weer recht en roept vastbesloten 'ancora!' Na vier pogingen zit ze.
Ondertussen probeer ik uit te leggen dat de knijpremmen aan het stuur met beleid moeten worden gebruikt. Vooral die aan de linkerkant, die is namelijk van de voorwielen. En ik wijs op de grijze palletjes op de stang, die je moet bewegen om van versnelling te wisselen. 'Versnellingen?' Ze kijkt me verbijsterd aan. 'Hebben fietsen ook versnellingen?' Aan die versnellingen moet ze eerst maar helemaal niet komen, besluit ik wijselijk.
De eerste meters rolt ze aan mijn hand voorzichtig richting het pleintje in onze wijk. Maar in plaats van de trappen maakt ze een rare op-en-neer-beweging met de trappers, ze draait een halve slag terug en trapt dan weer een halve slag vooruit. Daarbij gaat ze onhandig staan. Ik wil haar nog zeggen dat ze echt moet rondtrappen, maar ze is teveel afgeleid door de handrem. Ongelukkig kijkt ze opzij, naar mij, en laat een handvat los. 'Welke moest ik ook alweer inknijpen?' Met haar voeten over de klinkers schurend komt ze schokkend met scheef stuur tot stilstand.
Na een uur lukt het haar nog steeds niet ook maar een meter zelf te fietsen. Het is ook geen gezicht, zo'n klein oud vrouwtje die half terugtrappend, hijgend en zwabberend over straat steeds na een meter tot stilstand komt. Radeloos stel ik voor haar aan te duwen. Dat lijkt haar wel wat. Met een forse aanloop breng ik haar op snelheid, en laat haar dan hoopvol los. Ze slingerd gevaarlijk langs auto's en lijkt eerder achteruit dan vooruit te trappen. 'Vooruit, je moet vóóruit trappen!' roep ik geërgerd. 'Wat is vooruit op zo'n kreng' bijt ze me toe. Behendig ontwijkt ze een groene kliko en komt met een klap tegen de stoeprand terecht. 'Is dít wat ze op de Giro allemaal doen?' roept ze woedend. 'Ze zijn gek. Allemaal. Geen wonder dat ze in het roze fietsen daar.'
Moe lopen we weer naar huis. 'Ik heb echt respect voor jullie Groningers hoor. Op de fiets naar school. Op de fiets naar je werk. Door wijken, langs sloten...' Vol ontzag parkeert Alma Roberto's fiets naast die van mij, en reikt me de sleutels aan. Binnen besluiten we een welverdiende aperativo te nemen. 'Hoe ging het?' vraagt Giovanni met zijn gezicht in een autoblad. Aan zijn geschud te zien stikt hij van het lachen. 'Lach maar, jij mag morgen!' besluit Alma verbolgen en schenkt ons een flink glas wijn in. Met een geamuseerde blik komt Roberto bij ons zitten. 'En?' Ik vertel over haar rare trapbeweging, en dat er geen snelheid in te krijgen was.
Dan barst Roberto in lachen uit. Vragend kijken we hem aan. 'Heb je míjn fiets gebruikt dan? Je weet toch dat de ketting er af ligt?'
Marc Wiers