Vakantieverhaal deel 1: Groningen aan zee.

De brief uit Groningen was vorige week door postbode Pino bezorgd. Vijf keer had Carlo de brief gelezen. En weer weggelegd. En er weer bijgepakt. En weer weggelegd.
Zijn broer Paolo was een jaar geleden met de boot van Sardinië richting Genua vertrokken. Vandaar wilde hij de A7 naar Milaan nemen en doorrijden naar het noorden. Het verre noorden. De omgeving van Hamburg scheen rijk en ontwikkeld te zijn. De vele scheepswerven daar waren altijd op zoek naar mankracht. Samen hadden de broers de donkergroene Fiat 600 ingepakt met kleding, pasta en wijn. Huilend hadden ze afscheid genomen in de haven van Porto Torres. Sindsdien had de gevoelige Carlo één brief ontvangen. Die brief lag geopend op zijn nachtkastje, in het flikkerende licht van de olielamp. Het was met slordige hanepoten geschreven. In een rare staccato stijl. Dat leek hem geen goed teken. Paolo was nogal emotioneel. Impulsief. Hij las over het koele klimaat, de broodjes met gelige kaas tussen de middag, de moeilijke taal.
Tijdens zijn vistochten in de baai van het stadje Alghero tuurde hij vaak naar de kim en dacht aan zijn broer, tweeduizend kilometer verderop. Paolo had geschreven over de kou. En dat alles er plat was. Nieuwsgierig was Carlo op zondag, na de mis, naar Alghero gefietst om te kijken of de bibliotheek open was. Dat was 'ie niet. In de kroeg bellen kon ook niet. Zijn broer had geen telefoonnummer opgeschreven. Misschien hadden ze net als op Sardinië, in Groningen ook nog niet overal telefoon.
Carlo was gehecht aan hun vissersboot. De zeelucht. De wind en het water. De rust. Het huis in de schaduw van de cipressen. Maar de armoede had aan hun broederschap gevreten. Ze kwamen nauwelijks rond. Olie, boter, vlees, hout, alles werd duurder. Na het overlijden van pa hadden ze de Fiat, het huis en wat geld gehad. Dat laatste raakte langzaam op. Er kwam weinig bij. Met een paar woorden had Paolo op een vrijdagavond plotseling zijn vertrek aangekondigd. En was de maandag erop richting veerboot gereden.
Carlo had de brief opnieuw gelezen. De laatste zin van de brief was letter voor letter in zijn gedachten gekropen. Prikte in zijn hart. 'Ik mis je. Maar kan niet weg.' Onderaan stond een adres. Uit het laatje in de oude gebutste houten keukentafel pakte hij een vel papier, een potlood en begon zelf te schrijven. Over de goede vangsten maar slechte prijzen. Over het dorp waarin weer vier kinderen waren geboren. Over de stormen en branden die levens hadden geëist. En dat hij nieuwsgierig was naar Goringer. Hij had de naam niet goed begrepen. En was niet goed in spellen. De nacht erop had Carlo slecht geslapen. Er was in zijn hoofd een regel ontstaan die hij wel wilde, maar niet durfde op te schrijven. Een zin die teveel zou betekenen in zijn rustige leventje. Een zin die alles zou veranderen.
De dag erop was hij, na het verkopen van zijn kistjes met sardientjes aan de handelaar in de haven, naar het postkantoor gelopen om de brief af te geven. Luisa had hem vragend aangekeken. 'Waar is dit? In Duitsland?' vroeg ze, en wees met haar duim naar een Europese plattegrond achter zich. 'Nee, Olanda. Groningen. Waar zou dat zijn?' Samen tuurden ze minutenlang naar de kaart van Europa aan de muur. 'Kijk!' riep Luisa en tikte met haar wijsvinger op een kleine stip in het noordelijke puntje van Olanda, vlakbij de waddenzee en Duitsland. 'Groningen!' Met zijn neus op het papier had Carlo de plek goed in zich opgenomen.
Opgetogen was Carlo naar huis gefietst. Het was iets onder Hamburg, en veel meer naar het westen. Waarschijnlijk was het twee dagen reizen met de trein schatte hij in. Als er al treinen naartoe gingen. Hij had een week de tijd, dan zou zijn geld op zijn. En hij had het echt goed gezien.
Groningen lag aan zee.
Volgende week (14 augustus) deel 2. Op 21 augustus lees je op deze plek het slot.

Marc Wiers

Marc is altied onderwegens tussen Genua (Italië), Straatsburg (Frankrijk) en Groningen. Wat hij onderweg tegenkomt vertelt hij hier elke maandag. Volg Marc op Twitter