Door de mand: Kees Vlietstra en Arjen Robben doen een ererondje

© RTV Noord
‘De man van glas heeft het het langste volgehouden,’ zei Arjen Robben glimlachend na afloop van zijn laatste ereronde in een oranje tricot.
Van de Grote Vier (Sneijder, Van der Vaart, Van Persie, Robben) heeft de Groninger, ondanks zijn vele blessures, het inderdaad het langst volgehouden in het Nederlands Elftal. Arjen ging er gemakshalve van uit dat Wesley, Rafaël en Robin hun interlandcarrière ook zelf beëindigen of niet meer worden opgeroepen door de nieuwe bondscoach.
Hoe dan ook won Arjen in zijn eentje afgelopen dinsdag met 2-0 van Zweden. Hij speelde op zijn Gronings ‘nait slecht’. (Even voor Sergio Padt die vanmiddag na afloop van Groningen-AZ Groningers als ‘best negatief’ bestempelde: jij keepte vanmiddag ook nait slecht. Dat is dus een compliment mienjonge).
De 2-0 tegen Zweden was helaas niet genoeg voor een play-off ticket voor het WK. Het Nederlands Elftal bestond dinsdag uit Arjen Robben en tien anderen met een Nederlands paspoort. Robben was, zeker de eerste helft, in alles de beste man van het veld. De periode van de Grote Vier is dinsdag voorgoed overgegaan in de episode van de Kleine Elf.
Maar goed, het was dus zijn laatste wedstrijd in Oranje met na afloop de gebruikelijke individuele ereronde. Arjen mag graag ererondes lopen. Hij is ervaringsdeskundige op dat gebied. Net als na afloop van Bulgarije thuis liep Arjen de ereronde solo en linksom. Hij had ditmaal zijn beide zoons meegenomen op excursie. Je moet daar gewoon vroeg mee beginnen moet de Bedumer gedacht hebben.
Hoort bij de opvoeding. Ererondes lopen is namelijk geen sinecure en vraagt een gedegen voorbereiding. Een goede ereronde gaat in kuiertempo. De afwisseling van klappen voor en zwaaien naar het publiek staat in een verhouding van twee op één. Als er een cameraman meeloopt: nooit in de camera kijken. Een ereronde op clubniveau is andere koek. De ereronde eindigt dan bij de harde kern. Als ererondeloper geef je extra aandacht aan de supporters van die harde kern door het clubembleem op het shirt van je werkgever te kussen. Met je vlakke rechter hand een paar tikjes op je hart geven doet het ook altijd goed.
Terug naar afgelopen dinsdag. Het jongste zoontje van Arjen presteerde tijdens de ereronde iets waar spits Vincent Janssen al maanden lang problemen mee heeft: hij scoorde. Robben junior schoot bij het passeren van de goal de bal tegen het net. De Johan Cruijff Arena ontplofte, 3-0. Nog vier goals te gaan.
Na afloop van zijn laatste ereronde in Oranje vertelde de blessuregevoelige Arjen op camera dat ‘de man van glas het het langste heeft volgehouden’. Spitsvondig van de vleugelspits. Mijn gedachten dwaalden door deze uitspraak af naar mijn eigen laatste wedstrijd in het Nederlands Team. Korfbal praten we dan over.
Waar Robben bestempeld wordt als de man van glas stond ik in de korfbalwereld bekend als de man van hét glas. Halverwege de jaren negentig speelden we een interland in en tegen België. Plaats van handeling was de hel van Deurne, de Arena in Antwerpen. Helaas worden er geen interlands meer in dit Sportpaleis gespeeld. Het publiek zat destijds op houten klapstoeltjes.
De tribune liep steil naar boven. Als toeschouwer hing je als het ware boven het veld. Camp Nou met een dak. Op de eerste omloop in die hal waren twee taveernes waar de Belgische supporters hun broodjes zuurkool met pintjes wegspoelden. Altijd fanatiek publiek. Er werd ook gewoon gerookt tijdens de wedstrijd. Na de Wijerthal de meest nostalgische sporthal van West-Europa. Tot zover de locatie. De wedstrijd dan. De Derby Der Lage Landen.
Als man van hét glas speelde ik werkelijk een dramatisch slechte interland. Ik had het gevoel met een skippybal te schieten. Mijn beste poging was eigenlijk een diagonale pass die zo hard op de korf kwam dat die met een grote boog in de eerste ring belandde midden in het gezicht van een geschrokken Belgische fan die net een hap wilde nemen van zijn broodje zuurkool.
Uit mijn ooghoek zag ik bondscoach Jan Hof al richting de spelersbank lopen om André Simons te sommeren om te gaan warmlopen voor een invalbeurt. Voor mij. Ik kookte van woede. Een jaar daarvoor had ik in New Delhi Nederland eigenhandig naar de wereldtitel geschoten. Om dan nu zomaar maar even gewisseld te worden. Had op iets meer krediet gerekend. Oké, ik pakte geen enkele rebound, had met die skippybal een schotpercentage van rond de 0% en stond te verdedigen als een baby giraffe die voor het eerst gaat water drinken maar dan hoef je me toch nog niet direct te wisselen?
Ik had het wel gehad met meneer de bondscoach en liep onaangekondigd het veld uit. Voordat André zuchtend van de spelersbank was opgestaan zat ik al naast hem. Dat was nou ook weer niet de bedoeling volgens de bondscoach. ‘Terug het veld in jij! André is nog niet eens begonnen met zijn warming-up. Door jou staan we nu nog maar met zijn zevenen in het veld. Je laat je land in de steek!,’ schreeuwde hij. Ik spoot een fikse straal water uit een bidon in mijn mond.
‘Alleen als ik een extra cap achter mijn naam krijg,’ dreigde ik terug. Ik had ondanks mijn bedroevende spel alle troeven in handen. Dat zag de bondscoach ook in. ‘Vooruit, maar hier is het laatste woord nog niet over gesproken’, siste Hof me toe. Onder een cynisch applaus van de Belgische fans kwam ik terug in het veld. Voor één minuut. Toen werd ik officieel gewisseld. En nooit meer opgeroepen. Einde interlandcarrière. Na afloop van de verloren interland trakteerde ik de meegereisde supporters uit Groningen in de taveerne op een rondje. Mijn ererondje.