Dagwoord: STATTJE

© RTV Noord
Siemon Reker neemt in maart volgend jaar afscheid als hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de RUG. Vanaf 2 maart pakt hij dagelijks een publicatie uit zijn Groninger boekenkast en legt de vinger telkens bij één wisselend woord daaruit. Dat resulteert in de werkdagelijkse column Dagwoord.
Een nichtje dat hem een stapel oude jaargangen van het Maandblad Groningen geeft, vormt voor David Hartsema het vertrekpunt voor het schrijven verhalen over vroeger in zijn geboortedorp Zoutkamp. Hartsema is jarenlang docent Nederlands geweest, met name aan een Pedagogische Academie in Heerenveen. Bekendheid heeft hij blijvend door een hoeveelheid teksten die op muziek gezet zijn. Zijn taal is onmiskenbaar Noordwest-Gronings zelfs al zijn zijn sterke verleden tijden (
wos
'wist',
murk
'merkte',
stilhuil
'stilhield') niet typerend voor dat gebied. Dat blijkt uit de variatie die Hartsema in dit opzicht tentoon spreidt in
Boetendieks en binnendieks
, de rubriek in de Winschoter Courant die de dorpsverhalen bevatte. Daar
hiel
de auto stil voor het café van Derk Snittje, de hoofdpersoon van het betreffende verhaal (blz. 59-65).
Het is een sterk verhaal over de geboorte van een kind van caféhouder Derk Snittje, zijn vrouw komt dezelfde dag de zoon nog showen voor het etablissement, 't Leste Stattje. Die naam verwijst uitdrukkelijk naar Noord-Groningen, het gebied waar staart vrijwel overeenkomt met de Nederlandse betekenis 'staart'. Zo was het ten tijde van Hartsema en in zijn jeugd (hij werd in 1925 geboren), maar dat kan niet meer het geval zijn. In het grootste deel van Groningen is het een steert, verkleinwoord stittje (tegenwoordig gespeld als steertje). De onregelmatigheid elders in Groningen ten opzichte van het Nederlands en de identiteit in Noord-Groningen bij dit woord, maakt dat staart het in Zoutkamp en omgeving aflegt tegen steert. Bovendien: het is veel gemakkelijker om peerdesteert te zeggen dan peerdestaart.
't Leste Stattje is een komische naam voor een café. Zoals de staart het achtereind van menig dier is, zo is t leste stattje het allerlaatste wat er in de fles zit. De uitbater moet op grond van zijn naam op tabak gekauwd hebben en het vocht tussen zijn tanden door hebben weggespuugd, gegeven het werkwoord snittjen. Dat kwam in heel Groningen voor toen die gewoonte nog alom bestond.
David Hartsema, Boetendieks en binnendieks. Groningen, z.j.