Dagwoord: GLOEPEN

© RTV Noord
Siemon Reker neemt in maart volgend jaar afscheid als hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de RUG. Vanaf 2 maart pakt hij dagelijks een publicatie uit zijn Groninger boekenkast en legt de vinger telkens bij één wisselend woord daaruit. Dat resulteert in de werkdagelijkse column Dagwoord.
Ook taalgebruikers met een zekere ervaring missen soms volledig de boot van de kennis. Als mij gevraagd zou worden, de stamtijden van het Nederlandse werkwoord
gluipen
'van terzijde loeren, vals of huichelachtig kijken' te geven, dan zou ik zonder twijfel de onregelmatige vormen noemen,
gloop
en
geglopen
. Een blik in Van Dale bij het betreffende werkwoord verrast dan buitengewoon, want er staat alleen de zwakke variant,
gluipte
en
gegluipt
. En de onregelmatige vorm wordt niet eens genoemd. Komt het door de Groningse achtergrond of komt het werkwoord
gluipen
nauwelijks nog in het Nederlands voor?
Ter Laans NGW geeft alleen de varianten met gloop en glopen.
Een van de serie boeken die mevrouw T.Wijnholds-Mein (1881-1976) rond 1950 schreef is getiteld Zuster Liesbet. Het eerste hoofdstuk is nog maar net begonnen of de lezer heeft het woord gloepsk net als Aalke ervaren, de hond kwam gloepsk op haar aan en beet het kind in de knie. Hier is gloepsk de uitdrukking van de valse aard die het dier aanzette om een beet uit te delen.
Aalke zit op het hek, kijkt naar haar ouderlijk huis, "dij net zo tegen n boom langs glopt." (blz. 5) Zij kijkt, het huis gluipt als het ware verrassend terug: zal moeder haar zien zitten? Wordt gloepen in het Gronings misschien veel meer gebruikt dan gluipen in het Nederlands? In Krödde komt het geregeld voor.
Ter Laan heeft mevrouw Wijnholds-Mein bepaald niet vergeten in zijn NGW, ze wordt daar geregeld met naam en toenaam aangehaald. Ofschoon haar werk zich afspeelt in Westerwolde, haar taal mist de normale Westerwoldse kenmerken. Oldambtsters is ze in veel sterkere mate.
T.Wijnholds-Mein, Zuster Liesbet. Winschoten, z.j. (1954)