Dagwoord: NOU

© RTV Noord
Siemon Reker neemt in maart volgend jaar afscheid als hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de RUG. Vanaf 2 maart pakt hij dagelijks een publicatie uit zijn Groninger boekenkast en legt de vinger telkens bij één wisselend woord daaruit. Dat resulteert in de werkdagelijkse column Dagwoord.
Schrijvers hóeven het niet in de forse streken te zoeken, ze kunnen ook kleine woorden gebruiken om de lezer stiller of uitdrukkelijker op dingen te wijzen. Als Sien Jensema in
Berend Kopstubber
- wat een even kleine als fraaie novelle is - meer dan honderd maal het woordje
nou
gebruikt, moet daar bijna wel reden voor zijn en dan is het bij voorbaat onmogelijk dat het woord één betekenis bezit.
Normaal is het gebruik van nou in de sfeer van 'de tegenwoordige tijd'. Zo begint het boekje, "En nou ligt wereld den onner snij." Het kan ook de tegenwoordige tijd van een ander moment betreffen, bijvoorbeeld "Nou t Zoaterdag is, en t waark aan kaant".
Dat is al een beetje minder scherp geschetst en dat is nog iets meer het geval in het voorbeeld waarin Berend aan zijn vrouw de theoretische situatie van een feest voorlegt, waarin ze toch niet telkens zal denken "och heden, nou is t dommee weer doan". Hier is nou al duidelijk op weg naar de vagere betekenis waarin het zich heeft bewogen van iets dat minder de tijd maar eerder wat van een emotie uitdrukt.
Nou klinkt helemaal als een commentariërend tussenwerpseltje uit de mond van de naaister die diverse malen nou toch, nou toch mag zeggen. En wat te denken van die Berend-op-leeftijd die uit het raam zit te staren, waarna de schrijfster zich hardop afvraagt: "Wat is doar nou te zain veur n ol kerel op dei aigoale snijvlakte"? Namens welke groep van lezers is ze hier aan het woord? Dat zijn niet de fans van Berend, zoals het ook niet instemmend maar eerder wat nijdig klinkt wanneer de ene figuur de andere attendeert op de net zichtbare figuur van een sukkeraaiwiefke en ziedaar: "zoo wazzen ze nou.... zoo zag ie ze en zoo wazzen ze verzwonnen". Dat klinkt in alle stilte net zo verontwaardigd als op het moment dat Berend als kind-arbeider in slaap valt op het land en zich half bij bewustzijn de wandspreuk van thuis herinnert, dat hij terneer gevallen door hoger Hand op de been geholpen zal worden: "t Zol hom nou den nei doun".
Het kleine woordje nou bij Sien Jensema, hetzij alleen, hetzij gesteund door toch, den en dergelijke even onooglijke collega's, is een verrassende manier van schrijven waarmee zij de geïnteresseerde lezer meer bij het verhaal betrekt dan met het gebruiken van allergloependst grote taal in de overschreeuwende trap.
Sien Jensema, Berend Kopstubber. Assen, 1943 (2e druk)