Dagwoord: DEDEN

© RTV Noord
Siemon Reker neemt in maart volgend jaar afscheid als hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de RUG. Vanaf 2 maart pakt hij dagelijks een publicatie uit zijn Groninger boekenkast en legt de vinger telkens bij één wisselend woord daaruit. Dat resulteert in de werkdagelijkse column Dagwoord.
"In een ongemeen boeiende verteltrant", zegt de achterzijde van het boekje, "passeren in deze bundel meer dan twintig verhalen van het Groningerland de revue. De verhalen zijn geschreven in het Hogelandster dialect." Het een en het ander klopt, want de ondertitel van
n Golden raandje
luidt:
ainentwinneg vertelsterkes van t Grunneger laand
. Schrijfster is Tjaaktje Carolus-Reijer.
Ainentwinneg is Noord-Gronings voor '21' en dat is meer dan twintig; het zijn vertelsels die in de verte inhoudelijk wat aan Ede Staal doen denken terwijl Wim Faber ook een zekere invloed kan hebben uitgeoefend, alleen al te zien aan het woord vertelsterkes dat meer Hogelandsters oogt dan het in de praktijk is. Het kan een ombouw betreffen van het Oost-Groningse vertelster(tje). En ze lenen zich voor voorlezing, de stem van de oud-onderwijzeres klinkt er bij wijze van spreken hoorbaar in door.
Haar zichtbare attentie voor haar eigen taal krijgt in het verhaal Simon (blz. 22-26) extra accent als er opeens passages als de volgende opduiken: "taikentjes, dij bie leesmethode pazen deden", "dij k ook aan mien aigen kiener vertellen doan haar" en "rood hoar, doar vonken òfspatten deden". Op dezelfde bladzijde (25) onderscheidt mevrouw Carolus bewust tussen haar eigen lezen ie 'leest u' van het jongere vertellen joe 'vertelt u' wat haar door een vader van een leerlinge gevraagd wordt.
De constructie met doun als hulpwerkwoord is verrassend in de (veronderstelde) leeftijdscategorie van de schrijfster in Noord-Groningen. Waarschijnlijk is, dat ze de constructie gehoord heeft en vervolgens dankbaar benut bij pazen deden en òfspatten deden. Juist bij deze werkwoorden in het meervoud is normaliter geen onderscheid hoorbaar tussen tegenwoordige en verleden tijd: "pazen" en "paasden" klinkt aan elkaar gelijk bij normale voorlezing, "òfspatten" en "òfspatten" niet minder. Dat probleem wordt opgelost door de woorden voor te lezen zoals ze geschreven worden óf door pazende en spattende te gebruiken óf door het hulpwerkwoord deden toe te voegen. Wie dat eenmaal in de verleden tijd heeft gedaan, maakt daarna ook de stap naar de voltooide waar er eerst geen noodzaak voor bestond: "vertellen doan".
Tjaaktje Carolus-Reijer, n Golden raandje. ainentwinneg vertelsterkes van t Grunneger laand. Ten Boer, 1994