Column: Eerlijk begraven voor altijd vereend

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
‘Het gaat rond.’ Een zinnetje van drie simpele woorden met twee lagen. De ene laag is de eenvoudige constatering dat het er is en de andere laag bevat iets van troost. Dat gaat door mijn hoofd als het voor de zoveelste keer tegen me wordt gezegd.
Dat het wordt gezegd is niet zo vreemd. Ik snotter, ik hoest en spuug ‘kwaalsters’ waar ik zelf bang van wordt. En dat al weken lang. Ik dacht dat het die dekselse corona was, maar hoe ik ook test, het blijft steeds bij 1 streepje. ‘t Gaait rond’, zei de vrouw bij de nog enige slager van de stad, ‘t Gaait rond’, zei een vriendelijke man aan de andere kant van de telefoon die zelf ook klonk als een stoomboot.
Ook Mientje is besmet met het virus. We hebben er zelfs ruzie over wie nu wie heeft aangestoken. ‘t Gaait rond laiverd’, eindigt ze de discussie, terwijl ze me een vers geperst glas sinaasappelsap voorzet en er een dikke pil voor weerstand naast legt. Maar ik zie aan haar gezicht dat ons pittig gesprek nog naijlt.
‘Wie goan noar Ameland. Oetwaaien’, zegt Mientje plotseling als ze de vaatwasmachine aan het inruimen is. Een etmaal later zit ik met warme chocolademelk en een gevulde koek op de Sier, de veerboot naar Ameland. Als we de haven van het eiland binnenvaren ligt bootbroertje Oerd aan de kade en vaart de snelboot ons dansend op de hekgolven voorbij.
We kopen een kaartje in de bus. Volgende week kunnen we ook met onze bankpas betalen, meldt de chauffeur. We moeten naar Hollum, het verste dorpje van het eiland. In de bus glijdt het eilandleven aan ons voorbij. Een koppeltje paarden in het weiland, een lege golfbaan, een net geland vliegtuigje taxiënd op het gras dat vliegveld heet, een moeder en dochter op een tandem met wapperende haren vechtend tegen de wind en in de verte de vuurtoren.
Na Ballum rijdt de bus door de straatjes van Hollum, langs de herberg, de supermarkt, het boekwinkeltje, de viszaak van Metz en de fietsverhuur. Mijn blik valt op een twee-onder-een-kaphuisje. Op de ene helft hangt aan de gevel een bordje met Sier en op de andere Oerd.
Net als de namen van de veerboten. Ik heb altijd gedacht dat het twee stoere eilandernamen waren. Maar Mientje die al bijna heel haar leven op Ameland komt, vertelt dat Sier en Oerd twee dorpjes op het eiland waren, die eeuwen geleden zijn verzwolgen door de zee. In een adem krijg ik het volksverhaal van Rixt van Oerd te horen.
Rixt was een gemeen juttersvrouwtje dat haar koe met een lantaarn om de nek over de duinen liet lopen, waardoor de schepen uit koers raakten en vervolgens te pletter sloegen op het strand. Zo jutte ze alles wat los en vast zat.
Op een dag verging een schip door de lantaarnkoe van Rixt. De juttende vrouw vond op het strand het lichaam van haar dood gewaande zoon Sjoerd, die met het gestrande schip naar Ameland terug wilde keren. Van verdriet viel Rixt van Oerd dood neer, waarna de zee de lichamen van moeder en zoon tot zich nam. ‘Der staait nog n standbeeld van heur in Buren’, besluit Mientje haar verhaal.
In een dikke jas, met handschoenen aan en mutsen op lopen Mientje en ik de volgende morgen op het strand. Het geluid van de brekende golven van de branding overstijgt het gieren van de wind. Zwevend zand strijkt met de wind mee langs onze enkels.
Na een koffie met nobel in het strandhuis banjeren we door de duinen richting vuurtoren. Mientje weet mij - man met hoogtevrees - de al jaren niet meer bezette toren op te krijgen. We zien vanaf ruim vijftig meter hoogte dat er iets loos in het dorp.
De reddingboot, weet Mientje. Die middag is er een demonstratie van de paardenreddingboot. We reppen ons verderop naar de strandopgang. Net als we er zijn, zien we vanuit Hollum de reddingboot op een trailer - getrokken door zes paarden - onze kant opkomen. Door de lange sliert van mensen door het lege land en het helse lawaai van de stalen rupsbanden op het wegdek, krijgt het iets imposants.
Eenmaal gearriveerd op het strand wordt het nog indrukwekkender. Acht paarden - vier aan elke kant - worden naast de boot met bemanning gespannen. In zee prikt een man met lange lieslaarzen met een stok op de bodem van de zee. Hij geeft een sein dat het goed zit. Langzaam trekken de paarden de reddingboot met trailer en al de zee in.
Honderden mensen van jong tot oud kijken vanaf het duin of achter een lint op het strand naar het bijzondere schouwspel. Een man van mijn leeftijd staat naast mij aan het lint. Hij maakt foto’s met zijn mobiele telefoon. De reddingboot glijdt onder luid applaus de zee op.
De paarden trekken ondertussen de loodzware trailer weer de zee uit. Als een van de paarden begint te steigeren om extra kracht te kunnen zetten, zie ik tranen in de ogen van de man naast mij opwellen. ‘Bijzonder hè’, zeg ik.
De man knikt en veegt zijn tranen weg. Hij vertelt dat hij als klein jongetje bij de ramp was. De ramp van 14 augustus 1979. Acht paarden verdronken bij het te water laten van de reddingboot, die een Duits jacht in nood moest redden. Daarbij ging iets gruwelijks mis.
De trailer zakte bij de lancering in zee plotseling weg in een ondergrondse sleuf en sleurde voor de ogen van de mensen op het strand acht paarden mee de diepte in. De reddingboot redde de opvarenden van het jacht, maar de paarden overleefden het niet.
Weer glijden de tranen over de wangen van de man die het vertelt. ‘Ik heb de dode paarden op het strand zien liggen. Dat beeld gaat nooit meer uit mijn hoofd.’ Dan begint hij te oreren:
Een met het eiland, vertrouwd met de zee
vereende krachten, een machtig gareel
Fier door de branding met redders en boot
Amelandse paarden de roem van de vloot
Plotseling verdwenen gevangen in zeel
verzwelgende golven
een gruwzaam tafereel
Een met de duinen, beklaagd en beweend
eerlijk begraven, voor altijd vereend
Op de terugweg over het strand wenkt ons een man in een surfpak. Het is een kitesurfer die hulp nodig heeft bij het oplaten van de vlieger. Ik hou in de harde wind met moeite de enorme vlieger voor hem vast. Op het teken van de surfer laat ik het gevaarte los en stijgt het door de wind gedragen langzaam de lucht in.
Mientje en ik kijken de stoere surfer na als hij de zee op gaat. We zien hem vliegen boven de branding. Dan verdwijnt hij in zee. De schrik slaat me om het hart als we hem een tijdje niet meer zien. Plotseling komt de zwarte gedaante weer uit zee tevoorschijn en scheert in vliegende vaart over de golven.
De zee zee geeft, de zee neemt
de zee neemt, de zee geeft…

Erik Hulsegge