Eis in hoger beroep: 10 jaar cel voor doodslag op Els Slurink

Tekening van Jahangir A. in de Groningse rechtbank
Tekening van Jahangir A. in de Groningse rechtbank © Petra Urban
Tegen Jahangir A., die verdacht wordt van de moord op psychologe Els Slurink uit Groningen in 1997, is tien jaar cel geëist. A. ontkent elke betrokkenheid bij de dood van de vrouw.
Dat blijkt tijdens het hoger beroep tegen de 46-jarige man. Hij is volgens de Advocaat-Generaal (OM in hoger beroep) verantwoordelijk voor de dood van Slurink. De eis is gelijk aan de straf die A. eerder kreeg opgelegd door de Groninger rechtbank.
De verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de dood van de toen 33-jarige psychologe, die werd omgebracht in haar huis aan het Van Brakelplein in Stad. Hij is in hoger beroep gegaan omdat hij het niet eens is met zijn straf. ‘Ik ben onschuldig, ik heb niets te maken met deze zaak’, antwoordt A. op de vraag van het hof waarom hij in hoger beroep is gegaan.

Verdachte geeft amper antwoord

De behandeling van de strafzaak verloopt allesbehalve soepel. A. geeft amper of ontwijkend antwoord op vragen en zoekt de discussie op. Hij vindt het moeilijk om vragen te krijgen over 26 jaar geleden. ‘Zoals ik al tien keer eerder gezegd heb: ik weet het niet meer’, klinkt het regelmatig door de microfoon. 'Het leed dat het Openbaar Ministerie mij aangedaan heeft, is onherstelbaar. Ik heb mijn dochters al 25 maanden niet gezien.'
A. ziet zichzelf als een positief persoon die geen vlieg kwaad doet, maar die omschrijving blijkt niet uit het dossier. A. is eerder veroordeeld voor geweld, inbraken, een hennepzaak en afpersing. Ook liep hij volgens bekenden altijd met een mes op zak. Volgens A. klopt het strafdossier van geen kant. In het Pieter Baan Centrum kon geen stoornis worden vastgesteld bij A. Hij wilde niet meewerken aan psychiatrische onderzoeken daar. In zijn jeugd zat A. in een jeugdzorginstelling in Gelderland. Waarom hij daar gezeten heeft, wordt niet duidelijk.

'Op de vlucht voor de waarheid'

‘Hij is op de vlucht voor de waarheid’, vat een van Slurinks broers A.’s relaas samen. A.’s dna werd in 1997 onder Slurinks nagels gevonden na haar dood. Ze was met een steek in het hart om het leven gebracht.
Jarenlang kon de politie de zaak niet oplossen. Er was weinig bewijs. Het bewijs dat er was, was dusdanig summier dat er alleen verdachten mee uitgesloten konden worden in plaats van actief opgespoord. De zaak bleef daarom al die tijd op de plank liggen.
Wel waren er scenario’s. Slurink werkte als psychologe met kinderen die mogelijk misbruikt waren. Zou ze een boze vader getroffen hebben? Of zou ze mogelijk op haar werk iets ontdekt hebben wat niet had mogen gebeuren? Of, en dat was het meest aannemelijke scenario, liep ze een inbreker in haar huis tegen het lijf?

A. was al in het vizier

Uit politieonderzoek bleek dat de laatste optie tot een verdachte leidde. In 2021 tuigde de politie een postercampagne op in een ultieme poging de zaak op te lossen. Niemand wist dat de politie A. allang in het vizier had maar hoopte op meer informatie.
Vanwege eerdere veroordelingen zat A. in de dna-databank. Vanwege nieuwe technieken was het, meer dan 20 jaar na de moord, wel mogelijk om een verdachte op te sporen. Nu kwam A. uit de bus. Hij werd in 2021 aangehouden in Noord-Brabant.
De familie leeft nog elke dag met het leed dat Slurink aangedaan is. ‘De moord op mijn zus is een diepe wond die slecht kan helen. Wij zijn het als gezin niet meer te boven gekomen wat er gebeurd is’, zegt een van haar broers.
De uitspraak is op 11 april.