Ron Groenewoud, de eerste trainer van FC Groningen: ‘Voetbal is een ongeneeslijke ziekte, maar meestal niet erg’

Ron Groenewoud tijdens zijn jaren als trainer
Ron Groenewoud tijdens zijn jaren als trainer © ANP Kippa
Met Dick Lukkien krijgt de FC weer een trainer met zijn wortels in Groningen. De laatste keer dat dat gebeurde, is 52 jaar geleden. Dat is ook de eerste keer trouwens, want het gaat om de eerste trainer van FC Groningen: Ron Groenewoud.
Aan de telefoon klinkt zijn stem jonger dan 86, energiek en levenslustig. Groenewoud is in 1937 geboren in Grootegast, maar daar herinnert hij zich niets van. Hij is opgegroeid in Stad. In 1970 solliciteerde hij naar een trainersbaan bij de voorloper van FC Groningen, GVAV. Hij werd het.

Trainer gezocht

‘Voor mij was het fantastisch om hier in Groningen trainer te worden, de plaats waar ik ben opgegroeid. Ik werkte in die tijd voor de KNVB en wist zodoende dat er een trainer gezocht werd. Zet mij maar op de lijst, zei ik. Binnen twee weken was het rond en had ik een contract voor twee jaar met de optie voor een derde.’
De selectie van FC Groningen in de zomer van 1972, met links Ron Groenewoud
De selectie van FC Groningen in de zomer van 1972, met links Ron Groenewoud © VI Archive/ANP

Een siddering

Als puber was het al duidelijk voor Groenewoud dat hij trainer wilde worden. ‘Op mijn veertiende had ik al boeken over het menselijk lichaam. Dat interesseerde mij enorm. Ik wist rond die tijd ook al dat ik naar het CIOS (Centraal Instituut Opleiding Sportleiders, red.) wilde. Op mijn vijftiende maakte ik met twee vrienden een fietstocht en reed door Overveen. Ik wist dat het CIOS daar zat. Er ging een siddering door mij heen toen ik er langs reed. Ik wist dat ik daar hoorde.’

Jezelf maar redden

Financieel had dat nog wel wat voeten in de aarde. ‘Op mijn twintigste, mijn moeder was al overleden, trouwde mijn vader opnieuw. Ons gezin werd uitgebreid van drie naar vijf kinderen. Mijn vader zei: Jongen, je moet jezelf maar redden. Ik begreep het wel. We hadden het niet breed thuis en mijn broer had ook een handicap: hij was gedeeltelijk doof en moest een gehoorapparaat. Die waren nog relatief nieuw in die tijd en behoorlijk duur. En die moest je zelf betalen. Daar moest mijn vader voor sparen. Dat ging voor. Ik had dus eigenlijk niet anders verwacht.’
Het was een prachtige opleiding, maar kostte wel een paar stuivers
Ron Groenewoud - Over het CIOS

Paar stuivers

Groenewoud moest zelf dus voor inkomsten zorgen om de studie te betalen. ‘Ik speelde in die tijd voor Velocitas en kreeg zo’n 1500 gulden per seizoen. Daar heb ik wat van kunnen sparen. En ik heb aan de gemeente Groningen gevraagd of ze niet een potje hadden om een deel van mijn opleiding te betalen. Ik wilde als tegenprestatie daarna wel een bijdrage leveren aan de sport in de gemeente. Dat hoefde niet. Ik kreeg een gift van iets tussen de drie- en vijfhonderd gulden. En dat was wel nodig. Je zat daar twee jaar intern. Het was een prachtige opleiding, maar kostte wel een paar stuivers.’
Bij de aanmelding voor het CIOS was het nog even spannend. Hij had twee enkelbanden gescheurd met voetballen en moest allerlei lichamelijke testen doen, zoals balsporten en zwemmen. ‘Tijdens het zwemmen had ik vooral last. Bij alle andere sporten kun je je nog wel een beetje inhouden, maar bij die zwemslagen maak je van die zwiepbewegingen. En dat was wel even pijnlijk.’
Ron Groenewoud tijdens training in januari 1971
Ron Groenewoud tijdens training in januari 1971 © ANP/Co Press Studio/Frans Hemelrijk

Niet zeuren

‘Ze wisten het niet dat ik gescheurde enkelbanden had. Ik had er niks van gezegd. Je wilt ook niet meteen zeuren: ja maar, ik heb dit of dat. Ik dacht: als het fout gaat, kan ik dat altijd nog doen. Toen ik eenmaal op de opleiding zat, zei de zweminstructeur na zes maanden bij de tussentijdse beoordeling dat ik behoorlijk progressie had gemaakt, hahaha!’

Groningse periode

Na het CIOS ging Groenewoud eerst in 1962 aan de slag als assistent-trainer bij Sparta. Hij werkte daarna voor Holland Sport, SC Heerenveen en de KNVB. In 1970 kwam Groenewoud bij GVAV in Groningen terecht.
‘Ik kwam toen ze degradeerden. Het was een vrij oude selectie, er waren wel wat jongeren, maar er waren zeven man van dertig jaar of ouder. Daar had je niets aan, die kon je niet verkopen. Ik wilde veel jonge jongens van buitenaf aantrekken, maar we hadden geen geld. We moesten het doen met amateurs uit de regio. Dit was zowel in de periode bij GVAV als later bij FC Groningen. Het was sappelen.’
Het volgende seizoen promoveerde de club opnieuw naar de eredivisie. In hetzelfde jaar 1971 gaat GVAV op in FC Groningen. ‘GVAV werd gezien als een club van de stad Groningen en de FC moest de hele provincie aanspreken.’

Manager

De club had geen manager en Groenewoud nam die rol eigenlijk meteen op zich toen hij solliciteerde bij GVAV. ‘Bij de sollicitatie heb ik ook bedongen dat ik financiële vrijheid had. Ik wilde de jongens bijvoorbeeld een premie kunnen geven als ze gewonnen hadden. Ook wilde ik niet om elke nieuwe bal of shirtje langs de penningmeester gaan. Daar gingen ze mee akkoord.’
‘Ik bemoeide mij met alles. Voor de club. Zo vroeg ik bijvoorbeeld wat de reclameborden langs het veld opleverden. Ze hadden dit uitbesteed aan een bedrijf. Wat? Zo weinig, vroeg ik. Belachelijk, daar kun je makkelijk vier keer zoveel voor krijgen. Ik heb het toen besproken met een paar jongens van de supportersvereniging. Zij zijn dat gaan doen en dat leverde meteen veel meer op.’

Winst of verlies

Een ander voorbeeld van zijn bemoeienis met de club is de betaling van de spelers. ‘De spelers kregen uitbetaald op basis van winst of verlies. Dat kon dus nadelig uitpakken voor de club als je won in een half gevuld stadion en je wel de spelers de volle mep moest betalen. Ik stelde voor om het op recettebasis te doen, dan kregen de spelers een percentage van de opbrengst van de kaartverkoop.’
Ik zei dat staken niet kon, we moesten gewoon spelen
Ron Groenewoud - Oud-trainer FC Groningen
In eerste instantie gingen de spelers daarmee akkoord, totdat de penningmeester er achter kwam dat hij een foutje had gemaakt. De spelers moesten genoegen nemen met een lager percentage. Dat liep zo hoog op dat er een staking dreigde bij de FC. Het werd mij ook verweten. Maar ik stond aan de kant van de spelers. Maar ik zei dat staken niet kon, we moesten gewoon spelen. Uiteindelijk is er wel een oplossing gevonden. Dat er een staking dreigde, heeft nooit iemand geweten.’

Gemengde gevoelens

In 1974 degradeerde de FC weer. Groenewoud kijkt wat dat betreft met gemengde gevoelens terug op zijn tijd bij Groningen. ‘De degradatie voel je op gegeven moment aankomen. Het was een triest jaar voor mij, in augustus overleed ook mijn vader. Ik ben er toen een aantal maanden tussenuit gegaan.’
Groenewoud (tweede van links) als KNVB-docent met rechts naast hem Arie Haan
Groenewoud (tweede van links) als KNVB-docent met rechts naast hem Arie Haan © ANP

Druk op vrijwilligers

‘Uiteraard’, zegt Groenewoud op de vraag of de situatie waar de FC nu in zit wat dat betreft ook herinneringen oproept. ‘Het is niet bepaald de leukste periode. Als trainer ga je op zoek naar alle mogelijkheden om het tij te keren. Je strijdt met vijf clubs om niet als een van de laatsten te eindigen. En dat geeft een enorme druk op iedereen, van de trainer en de voetballers tot aan de vrijwilligers die klusjes doen en een wit-groen hart hebben. Ik heb ook niet best geslapen in die periode. Dus ik kan het mij heel goed voorstellen hoe zij zich nu voelen.’
De oud-trainer geeft aan dat hij ondanks de degradatie blij is dat hij de periode bij de FC Groningen heeft meegemaakt. ‘Ik heb veel geleerd, het heeft mij ook gevormd. Zo’n combinatie van manager, trainer en coach, dat zou ik dus nooit meer doen. Als manager praat je met een speler over zijn contract en vervolgens sta je weer op het veld terwijl je weet dat een speler niet akkoord is. En dat is niet werkbaar.’
Als ik over het veld loop op mijn gewone schoenen is het toch: geef hier die bal
Ron Groenewoud

Geef hier die bal

Van ophouden weet de 86-jarige trainer niet. Vanaf 2010 zit hij in de technische commissie van FC De Bilt. Hij geeft jeugdtrainers daar tips. ‘De basis van voetbal is techniek. Dus waar raak je de bal? In het hart! Op dat soort dingen moet je trainen. En dan is het een kwestie van herhalen, herhalen, herhalen. En dat vertel ik ze.’
‘Ik trek het trainingspak niet meer aan. Maar bloed kruipt waar het niet gaan kan: als ik over het veld loop op mijn gewone schoenen is het toch: geef hier die bal. Voetbal is een ongeneeslijke ziekte, maar meestal niet erg.’
Het verhaal is aangevuld met een korte uitleg wat Groenewoud bedoelde met de handicap van zijn broer.