Door de mand: Kees Vlietstra moet *** z'n verstand gebruiken

Woensdag, halve finale KNVB beker, Feyenoord-Ajax. Een haalfmaal gooit Davy Klaassen een gele vuuraansteker op zijn fontanelletje. Davy bloedt als een rund. De scheidsrechter staakt de wedstrijd. Na tien minuten komt vredestichter John de Wolf uit de spelerstunnel het veld op. Hij krijgt een microfoon in zijn klauwen geduwd.
Na zijn verbluffende oproep app ik vriend Wietse, zelf een begenadigd spreker, met de vraag of hij denkt dat John de Wolf het boek ‘De beste speeches van Barack Obama’ in zijn boekenkast heeft staan.
Wietse reageert: 'Gaaist nait in diskuzzie mit aine dij n grodere tillevizie het din zien boukenkaaste!'
Toch is de oproep van De Wolf een pareltje en voldoet in al zijn eenvoud en directheid aan de eisen van een goede speech. Heb ze even voor u op een rijtje gezet.
Een krachtige boodschap.
Een zorgvuldige opbouw.
Persoonlijk, maar met de luisteraar in de hoofdrol.
Boodschap en boodschapper vallen samen.
Een fenomenale voordacht.
Een zorgvuldige opbouw.
Persoonlijk, maar met de luisteraar in de hoofdrol.
Boodschap en boodschapper vallen samen.
Een fenomenale voordacht.
Als je deze vijf stelregels op de voordracht van de voormalige voorstopper van de FC legt dan is John een ware Obama adept:
'Hallo, hallo. Supporters, tussen aanhalingstekens, aan die kant: Gebruik je verstand godverdomme! Zorg dat er niks meer op het veld komt. Zorg dat we achter dit team blijven staan. Wij willen er weer voor gaan, dus we hebben jullie steun allemaal keihard nodig. Maar gebruik je verstand. Gebruik je verstand.'
Ja. Gebruik je verstand. Nou is het natuurlijk de vraag of die vuuraansteker gooier en die andere meelopers überhaupt verstand hebben. Hoe dan ook is het als supporter verstandig om je verstand verstandig te gebruiken.
Twee dagen later. Kevin en Jeffrey zijn twee achterneven uit Utrecht. Afgelopen vrijdag waren ze op visite bij mijn broertje in stad. Als die hard FC Utrecht supporters gingen ze mee naar de Euroborg: FC Groningen-FC Utrecht. We hadden ze goed geïnstrueerd: ‘Gebruik je verstand godverdomme. Gewoon je bek houden. En als Groningers tegen je beginnen te praten alleen maar knikken en ‘moi’ zeggen. Meer niet.’
Hun FC was iets minder slecht dan de onze. Na afloop lopen we naar het appartement van broerlief in De Brander, een van de twee torenflats naast het stadion. De andere flat heet De Stoker. De achterneven hebben een goede sociale antenne en gaan niet stoken na een slechte wedstrijd. Zeggen wel tegen iedereen ‘Moi’ met Utrechtse tongval. In de flat zien we trainer Dennis van der Ree op tv:
'Ze moeten niet zo angstig zijn. Ik zie ons elftal als een bokser die knock out is geslagen, tien tellen krijgt, toch weer overeind komt en eigenlijk niets meer te verliezen heeft. Dan kan hij alleen nog een beetje om zich heen zwaaien, waarbij hij de tegenstander bij toeval nog steeds vol kan raken. Dat moeten wij ook doen de komende weken. Redden wat er nog te redden valt.'
Ik zucht. Neven lachen achter hun knuistjes. Moi. Ik fiets naar Meerstad. Val op de bank in diepe slaap. Droomfabriek het Geheugenbalkon.
Door de opmerking van ‘Van der Reegen in de Drup’ over die bokser ben ik zomaar in 1982. Hofstraat, Groningen.
Ik mocht hem vanaf het begin al niet. Jeroen, met zijn dure Tenson jas. En zijn Doe Maar button. En zijn grote bek. Met in die grote bek een grote blokbeugel. Jeroen zat in de derde. Ik was een brugpiepertje op het Thorbecke college en liep krom door mijn zware leren schooltas. We kwamen elkaar tegen op de trap. Ik was op weg naar het aardrijkskunde lokaal op de eerste verdieping. Jeroen ging met zijn vriendjes naar beneden, naar het rooklokaal (1982 mensen, toen was dat heel gewoon).
Jeroen was de leider van een groepje meelopers. Die meelopers lachten. Om Jeroen. Die riep blijkbaar iets grappigs naar mij. Ik verstond hem niet. Halverwege de trap trok Jeroen mijn schooltas naar de grond. Ik zei niets terwijl ik mijn schoolboeken bij elkaar raapte en weer in de tas stopte. Jeroen zei weer iets. En ik kon hem weer niet verstaan. Moet iets met die beugel zijn dacht ik nog. In zijn grote bek. Zijn vriendjes verstonden hem wel want die stonden weer stom te lachen. Ik had het wel een beetje gehad met die Jeroen. Met zijn domme Doe Maar button. Mijn bloed kookte. In Kostverloren waar ik weg kwam hadden we bij het kerstbomen rauzen een gouden regel bij ‘ontmoetingen’ met jongens uit rivaliserende wijken: ‘Sla als eerste de leider op zijn bek.’ Direct respect afdwingen.
Ik zette mijn tas op de grond, liep naar die Tenson jas en keek Jeroen stoer aan door mijn brilletje met jampotglazen. Jeroen keek woedend terug. Dit duurde een seconde of tien. Staredown aan de Hofstraat.
‘Tikkerij hebben?,’ vroeg ik hem tenslotte.
Jeroen deed een stap terug en ritste zijn jas open. ‘Doe maar,’ zei ie. ‘Durf je toch niet.’
Ik bleef hem stoer aankijken, haalde diep adem en zei uiteindelijk: ‘Als je tikkerij wilt hebben moet je een wekker inslikken.’
De vriendjes van Jeroen begonnen besmuikt te lachen. Snel ritste ik zijn Tenson jas dicht en pakte tevreden mijn tas van de trap. Jeroen vond dat allemaal niet zo tof. Vanuit het niets gaf hij me een vuistslag in mijn gezicht. Bloed spoot uit mijn neus. Over zijn jas. Ik zakte door mijn hoeven. En in mijn glijvlucht naar beneden begon ik wild om me heen te zwaaien waarbij ik zes meeloopvriendjes van Jeroen knock-out sloeg en in vooruitvlucht Dennis van der Ree zijn gelijk gaf. Jeroen stapte over me heen naar beneden. Door mijn beslagen brilletje zag ik hem het rooklokaal in vluchten. Blind van woede graaide ik in mijn tas naar een vuuraansteker. Een gele. Vlak voordat ik wil gooien voel ik een hand op mijn schouder.
‘Gebruik je verstand godverdomme, Keessie.’ Ik kijk in het lachende gezicht van mijn geschiedenis leraar, Bert Edinga.
‘Dat is toch zonde van zo’n vuuraansteker man. Geef maar aan mij. Voor iedereen beter.’
Ik schrik wakker. De televisie staat nog aan. Herhaling Studio Sport Eredivisie. FC Groningen-FC Utrecht. Close up van Dennis van der Ree. Wanhoop straalt eraf. Daarna beeld van het ereterras met Wouter Gudde. Ik murmel naar de tv: ‘Hallo hallo Wouter. Gebruik je verstand Guddeverdumme.’