Aanpak overerfbare armoede in de Veenkoloniën: nog een lange weg te gaan

Een kind krijgt ontbijt op school
Een kind krijgt ontbijt op school © Ramon van Flymen/ANP
Het is er al jarenlang en gaat over van generatie op generatie: overerfbare armoede in de Veenkoloniën. In geen enkele plattelandsregio in ons land komt zoveel armoede voor als in de Veenkoloniën. Het beleid om die armoede tegen te gaan, faalt.
Die conclusie kan getrokken worden na een onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Er is vijf jaar onderzoek gedaan naar het ontstaan en voortduren van armoede in de Groninger en Drentse Veenkoloniën. Meer tijd voor hulpverleners is één van de sleutels die tot succes moeten leiden.
Die tijd krijgen ze nu vaak niet. De onderzoekers willen daarom graag verandering zien van het kabinet in Den Haag, maar ook van de lokale overheid. Op dit moment gebeurt er van alles om de armoede te verminderen, maar toch werkt het onvoldoende. Zo is van de helft van datgene dat wordt gedaan, niet bekend of het überhaupt werkt. Tussen 2010 en 2020 is het aantal arme jongvolwassenen zelfs met tien procent gestegen.

Ontstaan van overerfbare armoede

Intergenerationele armoede (een andere term voor overerfbare armoede) kan ooit zijn begonnen met pech of een ongeluk. ‘Daardoor komt de focus binnen een gezin op de problemen te liggen en minder op het gezin’, zegt emeritus hoogleraar plattelandsontwikkelingen Dirk Strijker die betrokken was bij het onderzoek. ‘Er ontstaan door de problemen minder mogelijkheden om de kinderen te steunen. Die kinderen nemen op hun beurt het gemis aan steun en de ervaring van minder mogelijkheden mee in hun generatie en ook hun kinderen kunnen dat weer meenemen’, aldus Strijker die het ontstaan van erfbare armoede uiteenzet.
In het gebied leven veertienduizend gezinnen in armoede en dus veelal van generatie op generatie. Om de cirkel te doorbreken, zou er volgens de onderzoekers meer maatwerk nodig zijn. Het aantal verschillende hulpverleners binnen één gezin moet ook naar beneden worden geschroefd. Daarnaast sluit de wereld van het armoedebestrijdingssysteem niet aan bij de leefwereld van degene in armoede. Hulpverleners ervaren te weinig flexibiliteit om mensen echt te kunnen helpen. Het tekort aan tijd is daar onderdeel van.

Den Haag en lokaal

Zonder hulp vanuit Den Haag zal het lastig worden om het probleem echt te tackelen. Zo zou de minister van armoedebeleid er voor kunnen kiezen om de inkomens van de armeren omhoog te schroeven en meer uit te gaan van vertrouwen in plaats van regeldruk. Ook lokale bestuurders moeten hun nek uitsteken. Zo moeten wethouders het lef tonen om plannen te maken die verder reiken dan hun eigen vierjarige termijn. Gedeputeerde Tjeerd van Dekken (PvdA) neemt aanstoot aan die passage in het onderzoek.
‘Ik ken in de provincie Groningen alleen maar wethouders met lef en passie die zich elke dag sterk maken voor iedereen die het moeilijk heeft. Dit vind ik een rare conclusie in het onderzoek, maar ik neem aan dat men bedoelt dat er politici met lef nodig zijn. Die rammelen aan de deur in Den Haag en benoemen dat er langdurig geïnvesteerd moet worden in mensen, want dit kan zo niet verder.’

En nu..

Dan rest de vraag: hoe nu verder? De gedeputeerde zit op dit moment met zijn partij aan de onderhandelingstafel voor een nieuw college. Hij gaat dit onderzoek daar onder de aandacht brengen, maar wat dat gaat opleveren is nu nog onbekend. De speciaal opgerichte Alliantie van Kracht zal zowel lokaal als landelijk het probleem adresseren bij onder meer politici en bestuurders. Er is haast geboden, zo blijkt uit het onderzoek. Een nieuwe groep intergenerationele arme families ligt namelijk al op de loer. Die kan ontstaan door de gestegen prijzen van de afgelopen maanden.