Door de mand: Kees Vlietstra heeft last van ruis op de lijn

‘Moi Philip', zeg ik. 'Hi Case, how gaat het with jou?’, begint de geboren Engelsman. ‘Ik have a kleine vraagje for jou. Werk jij still voor bond van Korfball?’ Ik knik naar het schermpje en realiseer me plots dat Philip dit antwoord niet kan zien. In een flits komen trefwoorden aan Philip Allen voorbij: Engelsman, korfballer, Jubbega en Barry Stevens-accent.
‘Ja man, ik werk nog steeds voor het KNKV. Wat kan ik voor je doen?’, reageer ik. ‘Well, I’m zoeken naar a nieuwe trainer for jeugd team van our club. As you weet ben ik al tien jaar trainer van de juniors van Wordt Kwiek. And KC echt, ik moet honest zijn. Die players zijn mij he-le-maal zat. Heb jij trainer for mij?’
Nadat ik wat namen aan Philip heb doorgegeven gaan de gedachten via het Geheugenbalkon naar Babylonische spraakverwarringen in het Engels. Jaren geleden kreeg ik als speler van mijn geliefde korfbalclub Nic. namelijk een gele kaart van een Engelse scheidsrechter. Mijn directe tegenstander maakte een goal na een lichte schouderduw.
In mijn ogen was het echter een zware lichamelijke overtreding met kans op onherstelbaar letsel. Ik acteerde een voetballer met andere woorden. De scheids kwam zogezegd uit het Verenigd Koninkrijk en hield wel van een stevig potje korfbal en keurde de goal dus gewoon goed. Toen de referee mijn kant op kwam lopen riep ik hem toe: ‘Hé ref, it’s no soccer’.
De beste man liep in eerste instantie door naar de middellijn van het veld om weer in te fluiten. Na een paar passen bedacht hij zich. Hij had kennelijk mijn opmerking ter harte genomen. Hij draaide zich om, graaide naar zijn borstzakje, trok parmantig de gele kaart en toonde die met veel theater onder het uitroepen van: ‘Nobody calls me a sucker.’
Typisch gevalletje van ruis op de lijn. Na afloop van de wedstrijd heb ik als aanvoerder - ‘But I’m the captain’ - nog geprobeerd om de man uit te leggen wat ik letterlijk had geroepen, maar dat was tegen Engelse dovemansoren. Ook de dienstdoende waarnemer kon met zijn Moeder-Mavo-Engels geen bemiddelende rol spelen, zodat ik voor een wedstrijd werd geschorst en 17,50 gulden moest betalen aan mijn eigen korfbalbond. Shit.
Mooie tijden. Terug naar de onze. Waar in Jubbega de korfbalclub stichtelijk Wordt Kwiek wordt genoemd, heet de voetbalclub aldaar VV Jubbega. Simpel, weet iedereen waar-ie aan toe is. Die VV Jubbega heeft onze Joop Gall aangetrokken als trainer voor volgend seizoen, werd afgelopen week bekend. Velen in Stad en Ommeland hadden Jopie graag gezien als opvolger van Wormuth en zeker van Van der Ree. Opperhoofd Gudde besliste echter anders met als gevolg dat Gall volgend seizoen in de eerste klasse te zien is en de FC in de KKD.
Toch Joop, Jubbega is een mooi dorp. Gerard Popkema schreef met het boek Met de kont aangekeken een geschiedenis over Jubbega. Een passage uit dat boek:
'Het is een boek over integratie en daarmee heel actueel. Aan de ene kant een enorme sociale cohesie, aan de andere kant bewoners die moeite hadden met buitenstaanders. Ze stonden los van de gemeenschap die niets met hen te maken wilde hebben. Zij ook niet met de gemeenschap trouwens. Messentrekkers is altijd het eerste wat je over Jubbega hoort. En met hun eigen voetbalclub maakten ze het soms wel heel bont. Daartegenover staat dat de club een paar keer kampioen werd en tweemaal in de hoogste klasse terechtkwam. In Jubbega bouwden ze alles samen op.'
Koetom, mooi cluppie Joop. Die gasten zijn echt voor niets en niemand bang. Hoe ik aan die wijsheid kom? Mijn zwager komt toevallig uit Jubbega. Hij is dan ook voor niets en niemand bang, behalve dan voor mijn zusje.
Diezelfde Joop Gall stond afgelopen vrijdag in de basis. In cultuurhuis De Klinker, Winschoten. Voorstelling Kleedkamer 5. Samen met Dick Lukkien, Herman Sandman, Rooie Rinus en Pé Daalemmer, Hans Nijland, Bert Zuurman, Marnix Kolder (en moeder), Gerard Wiekens, Jan Veenhof en Ben Haverkort, zat Joop in ‘Kleedkamer 5’ op het podium. Uitverkocht huis.
Het was een grote reünie van Oost-Groningse voetballers. Kleedkamerhumor en anekdotes werden ons beloofd. Ons? Ja samen met mijn maat Harry, broer Mike en vriend Henk de Haan heb ik de show beroepshalve bezocht. En het moet gezegd, Joop was de enige ex-profvoetballer die smeuïg een anekdote kon vertellen. De anderen bleven steken in - zonder zelfspot - het vooral zelf heel leuk vinden. Niet grappig al met al. Een anekdote vertellen is kunst.
Toen Ben Haverkort aan zijn scheidsrechtersanekdotes begon, viel ik in slaap. Buurman Henk de Haan stootte me tandenknarsend wakker. Hans Nijland had daarentegen wel podiumervaring en verkocht zichzelf, en zijn boekie, weer als vanouds. Mét zelfspot.
Opvallend was dat het grappigste, ontroerendste en onderhoudendste onderdeel van de show de voorgelezen verhalen waren. Roelf Eemsing, Erik Hulsegge en vooral Herman Sandman waren de smaakmakers. In De Renner van Tim Krabbé komt een zin voor die Eemsing, Hulsegge en Sandman goed begrepen hebben:
'De werkelijkheid mist de kern van de zaak; om een duidelijk beeld te geven heeft de werkelijkheid een hulpmiddel nodig, de anekdote.'
Komt-ie, want jaren geleden kreeg ik als speler van mijn geliefde korfbalclub Nic. een gele kaart van een Engelse scheidsrechter….