Door de mand: Kees Vlietstra is een held op slippers

Vorige week donderdag. Telefoon. ‘Henk Beertje Keijzer’ meldt het schermpje van mobiel.
‘Moi buurman.’
‘Ja, moi eem,’ begint Henk. ‘Volgende week zaterdag wat te doen?’
Mijn antwoord gaat op de automatische piloot. ‘Ja, zaterdag moet ik coachen. Hoezo?’
‘Nou,’ zegt Henk. ‘Ik heb een kaart over voor concert Bruce Springsteen in de Arena. Of je mee wil.’
Tering. Springsteen. The Boss. Johan Cruijff Arena. Daar moet ik bij zijn. Wild grijp ik om me heen. Op zoek naar mijn papieren agenda. ‘Wacht eem Henkie hoor,’ roep ik naar het schermpje. ‘Ga eem voor de zekerheid kijken.’
Ik blader door de agenda. Zaterdag 27 mei, toch maagdelijk wit. ‘Hé buurman, ik ben erbij man. Nu al tof.’
Zaterdagmiddag. Buurman en Buurman zoeven over de A7 richting Amsterdam. We zitten naast elkaar op de achterbank. Maat Harry is bijrijder. Zijn zoon Ruben rijdt. Uit een plastic puut komt bier en Groninger metworst. Radio Veronica zendt de top 40 van Bruce Springsteen uit. Ruben en Henk bespreken het Nederlandse wagenpark. Harry maant zijn zoon middels handgebaren dat hij wel wat langzamer mag rijden. Ik volg op mobiel de tussenstanden in de Bundesliga. Springsteen zingt Born to Run. Kon minder.
Sinds een klein jaar zijn we buren. Henkie en Keessie. Henk Keijzer, ex-ijshockeyinternational. Bijnaam Beertje. Jarenlang speler en later ook coach van zijn GIJS. We kennen elkaar van Donar. In de Glenn Pinas tijd (Martinihal, guldens, stamkroeg Negende Cirkel) was Henk behalve teammanager bij het Donar van Glenn ook een soort van oppas mentor voor de Amerikaanse spelers. Maakte eten en verzorgde het avondprogramma voor de Yankees in de binnenstad. Daar kwam ik als pure successupporter in contact met Donar. En Henkie. Nu wonen we naast elkaar in Meerstad. Zelfde achtergrond en laatst ontdekt: we dragen dezelfde slippers.
Zaterdagavond 19.30-22.30. De enige die dit seizoen leverde in de Johan Cruijff Arena was The Boss. Wat een energie, plezier, klasse, sfeer en muziek. Buurman en buurman hadden in Vak 405 tranen in de ogen. Ik van geluk, Beertje van de hooikoorts.
Op de terugreis naar Meerstad, met nog steeds Springsteen op Veronica, lezen we dat Donar net als Borussia Dortmund gefaald heeft om hun thuiswedstrijd in een kampioenschap om te zetten. Prutsers. Ik dommel weg. Denk aan het Donar van Glenn en Henk. Aan slippers. Aan Amerikaanse spelers en aan een bijzondere nachtelijke ontmoeting met een prominente Nederlandse bankspeler.
Na een dinsdagavondtraining kwam ik om een uurtje of drie thuis vanuit de Wijert hal. Vlak voordat ik mijn bed in viel ging mijn mobiele telefoon. Zal wel weer een of andere groupie zijn dacht ik nog. Toch maar even opnemen.
‘Keessie, godverdomme kogels kunnen ze krijgen. Wat denk je, die stink Amerikanen verdienen vier keer zoveel als ikke.’ Dit was overduidelijk onze bankspeler. Hij belde overduidelijk vanuit zijn auto en hij sprak ook overduidelijk met dubbele tong. Ik was direct broodje nuchter. ‘Rustig cultfiguurtje, waar ben je?’
‘Vlak bij je’, schreeuwde hij terug. ‘Kijk maar even vanaf je balkonnetje. Kogels kunnen ze krijgen’.
Ik was op de hoogte van het etentje van de basketbalselectie samen met het bestuur die bewuste avond. Hij zal tijdens dat etentje wel gehoord hebben dat er verschillen zijn in betalingen. Daarom was hij zo boos. Een en ander speelde zich af in de winter rond de eeuwwisseling. Het had behoorlijk gesneeuwd. Ik deed de deur van het balkon open en ja hoor, daar kwam een geel gesponsord autootje van Donar de straat in glibberen. Met een precisie die hij zo miste vanaf de vrije worp lijn knalde hij het autootje tussen de coniferen van de buren. Briesend stapte hij uit en knalde de trappen in de portiek omhoog. Ik deed de voordeur alvast open zette snel een pot sterke koffie. Cultfiguur liep schuimbekkend achter me de woonkamer in.
‘Wat een teringlijers die bestuurders’, hoorde ik hem schreeuwen. ‘Vier keer meer als mij’ (excuses voor het taalgebruik maar voor een goed beeld van deze avond moet ik precies citeren).
Ik kwam met twee dampende koppen koffie de kamer in en ging op de bank tegenover hem zitten. Zonder op of om te kijken nam hij de koffie aan. ‘Vier keer zoveel guldens, die pisvlekken, kogels kunnen ze krijgen’.
Nippend aan mijn koffie liet ik mijn gedachten de vrije loop. Als je vier keer zo goed bent als een ander dan verdien je het ook om vier keer zoveel te verdienen dacht ik bij mezelf. Marktmechanisme in de sport. Dit was echter niet het juiste moment om deze gedachte bij mijn cultfiguur neer te leggen. Eigenlijk moest ik Henk bellen om bankzittertje op te halen. Waar ligt mijn mobiel?
Met drie ferme slokken klokte hij de hete koffie naar binnen. Geen enkele reactie. Hij liet zich achterover in de bank vallen. Toen pas keek hij me aan. ‘Het is zo oneerlijk, domme mandjeballer. Ik werk me de tering voor die buitenlanders en zij krijgen verdomme vier keer zoveel.' Ik haalde diep adem om wat te zeggen. Wat wist ik nog niet. Maar cultheld was me voor. Hij begreep het niet, hij werd altijd achtergesteld, vroeger al. Cultfiguur liep helemaal leeg. Hij vertelde over zijn jeugdjaren, hoe hij door het basketbal steeds op het rechte pad bleef hoe hard de andere wereld ook aan hem bleef trekken. Ook zijn wisselende relaties bracht hij ter sprake.
Opeens keek hij me loenzend aan. Ik had mijn lege mok op de grond gezet. Hij ging wat verzitten en keek me nog steeds met een lobbige blik aan. Koortsachtig maakte ik in mijn hoofd een SWOT analyse: Een professioneel basketballer van 2 meter 10 stijf van de testosteron samen met een korfballertje van 75 kilo (toen nog) in één kamer. Ik moest hier weg en rap ook. Met drie snelle passen was ik hem gepasseerd en pakte zijn autosleutels van de tafel. ‘Kom lange, ik breng je thuis.’
Opeens stroomde de adrenaline uit zijn lijf. ‘Ja, laten we dat maar doen ouwe pik’.
Vakkundig reed ik zijn autootje uit de tuin van de buren. Cultheld zat naast me naar buiten te kijken. Hij zwaaide nog even naar mijn buurman die met een slaperig en boos hoofd door de gordijnen naar ons keek. Buurman zwaaide niet terug. Tien minuten later stapten we uit voor zijn flat. Cultheld wankelde zijn huis binnen. ‘Bedankt, mandjeballer’, riep hij nog toen hij de voordeur achter zich dicht trok.
Verwilderd keek ik om me heen. Een rilling trok over mijn rug. Ik had het opeens steenkoud. Was ook niet zo gek. In shirt en korte broek jogde ik door de sneeuw terug naar huis. Op slippers. Born to run.