Voormalig kaakchirurg-oncoloog UMCG: ‘Ik ben dankbaar voor mijn carrière daar’

Wie na zijn pensioen nog doorwerkt in het UMCG, moet het ziekenhuis wel een warm hart toedragen. Dat geldt zeker voor Jan Roodenburg. Hij was er 42 jaar kaakchirurg-oncoloog en werkt nu als vertrouwenspersoon voor de medische staf en artsen in opleiding.
Hoe bent u in het UMCG terechtgekomen?
‘Ik ben als tweejarige vanuit het Westen hier gekomen, omdat mijn vader chef Technische Dienst werd. We woonden in een dienstwoning in het Poortgebouw, dus als kind heb ik het nodige meegekregen. Er werd bij ons thuis vergaderd, het was echt een gemeenschap. Mensen kenden elkaar en waren trots om er te werken. Dat heeft ook tot mijn beroepskeuze geleid.’

‘Na tandheelkunde ben ik in 1977 de opleiding tot kaakchirurgie gestart. Daarna vroegen ze me in de staf te komen. Mijn aandachtsgebied was oncologie. Tijdens mijn promotie deed ik onderzoek naar lasertechniek, als behandeling van voorstadia van mondkanker. Het gaat om witte vlekken die tandartsen ontdekken bij de halfjaarlijkse controle. Als je niks doet, kan dit kanker worden. Laserbehandeling was toen helemaal nieuw. Mede dankzij mijn onderzoek is dit de standaardbehandeling geworden. Het geeft niet veel littekens, het kan onder plaatselijke verdoving en het is minder belastend voor de patiënt.’

UMCG viert 225-jarig bestaan
Het UMCG viert dit jaar haar 225-jarig bestaan. Wat begon als een ziekenhuis met acht bedden in het Groene Weeshuis in de stad is nu een universitair centrum met 13.000 medewerkers. Deze week vind je op onze site en in de app elke dag een interview met één van hen.
Het UMCG viert dit jaar haar 225-jarig bestaan. Wat begon als een ziekenhuis met acht bedden in het Groene Weeshuis in de stad is nu een universitair centrum met 13.000 medewerkers. Deze week vind je op onze site en in de app elke dag een interview met één van hen.
Wat heeft u zien veranderen binnen het UMCG?
‘In de begintijd waren er alleen vaste telefoons. Je had hooguit een pieper in het ziekenhuis. De digitalisering heeft gemaakt dat je makkelijker bereikbaar bent en tijdens diensten voor overleg beschikbaar bent. Ook statussen van patiënten zijn nu allemaal digitaal, dus je kan op elke plek samen bijvoorbeeld een röntgenfoto beoordelen.’

‘Ook voor de wetenschap heeft de digitalisering veel veranderd. Je moet voor onderzoek vaak literatuur verzamelen. Dan ging je naar de bibliotheek en hoopte je dat de tijdschriften er waren. Artikelen opvragen duurde drie weken. Nu typ je een paar zoekwoorden in en je krijgt de laatste stand van zaken van de literatuur. Dat is voor onderzoek belangrijk, maar ook voor de patiënt, om de zo optimaal mogelijke behandeling te vinden.’
Vroeger was er meer een wij-gevoel
‘Verder is het nu vanzelfsprekend dat je multidisciplinair samenwerkt; dat je samen zoekt naar de beste behandeling. Vroeger was het meer estafettezorg: je begon en misschien dat je er nog iemand bij haalde.’
Is alles nu beter dan vroeger of kunnen we ook wel leren van toen?
‘Vroeger was er meer een wij-gevoel. Dat is het grootste verschil. Mijn opleider hield elk jaar een barbecue voor de hele afdeling, van schoonmaker tot staflid en familie kwam ook mee. Dat leidde ertoe dat mensen ook bereid waren een stapje extra te zetten. Alles is nu zakelijker: er zijn meer mensen die niet meer werken dan het aantal uren waar ze voor betaald krijgen.’
U hebt natuurlijk veel meegemaakt als arts. Wat is u het meest bijgebleven?
‘De palliatieve zorg heb ik altijd mooi gevonden. Ook al kan je mensen niet meer genezen, je kan wel goed voor ze zorgen. Ik regelde bijvoorbeeld dat ze met infuus en al nog naar Rotterdam konden reizen om hun kleinkind te bezoeken. Ik heb ervan geleerd dat mensen, ondanks dat ze weten dat het einde nabij is, vaak geen boosheid voelen maar dankbaarheid. Ze delen dat met je en zijn blij dat je ze niet hebt losgelaten. Dat heeft me altijd geraakt.’
Ik wil graag de intellectuele uitdaging houden
‘Mijn afscheid als arts was ook lastig, na zoveel intermenselijk contact. Patiënten komen heel lang bij je op controle, hopelijk vijf jaar en als ze nog een gezwel krijgen langer. Ze weten ook veel van jou, zeker in deze tijden van Google, dat is bijzonder. Ik heb bijvoorbeeld een carrière gehad als reserveofficier bij Defensie. Een patiënt was oud-Indiëganger en die wist dat over mij. Hij vond het prettig zijn verhaal kwijt te kunnen over zijn militaire ervaringen in Indië.'

U bent nu 70. Wat doet u nu nog in het UMCG?
‘Ik doe nog wat onderzoek en werk als vertrouwenspersoon voor artsen in opleiding en de medische staf. Iedereen denkt tegenwoordig dat het vooral gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag, maar het gaat meer om arts-assistenten die het moeilijk vinden om een probleem binnen de opleiding aan de orde te stellen. Ik help het gesprek met de supervisor aan te gaan. Het is typisch een functie waarbij het handig is dat je veel ervaring hebt. Het is net weer met drie jaar verlengd. Ik wil graag de intellectuele uitdaging houden.’