Column: Wel of geen sport?

Henk Elderman
Henk Elderman © RTV Noord
Vorig weekend was de Run van Winschoten. Een prachtevenement in Oost-Groningen. Tien keer tien is honderd. Ja, honderd kilometer hardlopen onder (deze keer) snikhete omstandigheden. Het verbaasde mij dan ook niet dat er veel uitvallers waren. Een toeschouwer zei tegen mij ’dit kin toch nait gezond weezn? Wat doun ze zoch zulf aan?', toen viervoudig winnaar Daniel Oralek voorbij kwam.
Ik moedigde de Tsjech vanaf het voetpad aan. Hij draaide z’n hoofd om, glimlachte als teken van herkenning, stak z’n duim omhoog en sjokte verder. Een tiental meters verderop haakte hij aan bij een vrouwelijke deelnemer. Het tempo ging een klein beetje omhoog. Zo is kort samengevat het hele leven: Even de rem erop en dan weer een paar tandjes erbij. Tot zover deze filosofische gedachte.
Alhoewel, de man van de opmerking zette mij wel aan het denken. Ter plekke gaf ik hem het antwoord dat een ultraloper exact weet wat zijn lichaam aankan. Ook al lijkt dat als buitenstaander niet altijd duidelijk. Ik begrijp de twijfel bij velen of er in dit geval nog wel sprake is van sportbeoefening.
De man wist kennelijk niet dat Oralek al voor de achttiende keer meedeed in Winschoten en nog vele malen op andere plekken in de wereld aan de start stond van een honderd kilometer- of langere uithoudingsproef. Iemand die dus wel weet waar hij zich in stort. Ik heb Oralek niet zien finishen. Maar hij heeft het gehaald in 9 uur en bijna drie kwartier. Ik vermoed met een glimlach op het gezicht, aangemoedigd door het publiek. Want hij wordt op handen gedragen in Winschoten.
De vraag rijst wel of er hier sprake is van sport. In het geval van Oralek en voor veel meer ultralopers was het wel sport. Je wilt immers zo snel mogelijk de tien rondjes door Winschoten en Heiligerlee afleggen. Maar in de loop der jaren is het een soort van verslaving geworden. Als je jezelf een paar keer per jaar niet tot het uiterste hebt getest, heb je iets niet goed gedaan voor je gevoel. Blessures daargelaten.
Zo is het bij mijzelf ook. Afgelopen weekend deed ik mee aan de 'Delfzijl Open Darts'. Pieltjes gooien dus. Een toernooi waar ik mij elk jaar voor inschrijf. Net als voor de Dutch Open in Assen, vrijdagavondtoernooitjes in Sappemeer en het Open Finnewold in Finsterwolde. Als geboren en getogen Finnewolmer voel ik me haast verplicht om mee te doen. Niet dat ik hoge verwachtingen had in Delfzijl. Daarvoor oefen ik te weinig op zolder. Maar één keer voor het bord, met een tegenstander in m'n nek, wil ik toch tot het uiterste gaan om te winnen. Vaak tegen beter weten in.
Naast het darts heb ik alle geduld van de wereld om langs de waterkant te zitten met een hengel in m'n handen, met als doel zoveel mogelijk vissen te vangen. Niet ter ontspanning, maar volle focus op de dobber die elk moment onder water kan verdwijnen. Spanning ten top met aan het eind van de visdag het gevoel dat je tenminste een halve marathon gelopen hebt. Bij beide bezigheden kun je je afvragen of het sport, hobby of verslaving is. Voor mij gelden alle drie.
Als ik als sportverslaggever weer eens binnenstap bij een sportvereniging wordt mij weleens gevraagd of ik zelf ook aan sport doe. Ik zeg dan volmondig ja. Sowieso anderhalf uur per week recreatief badmintonnen en dus ook darts en sportvissen. Want naast een verslaving vind ik het ook sport wat ooit begon als hobby. Er is immers een prijs te winnen. Hetzij een geldbedrag of een vleespakket ter waarde van 25 euro. Verder vergen beide concentratie en geduld. En je levert een gevecht met je tegenstander en jezelf. Voor mij voldoende criteria om af te vinken en te stellen dat er wel degelijk sprake is van sportbeoefening.
Zondag was ik dus in Delfzijl. Drie dartpijlen op de juiste plek in het bord krijgen viel weer eens niet mee. In de knock-out fase lag ik er meteen uit. Ook nog eens in de verliezersronde. Erger kan bijna niet. Ik heb me geërgerd (in eerste instantie aan mezelf), de frustratie de vrije loop laten gaan en mezelf de vraag gesteld 'Wat doe je jezelf aan?'. Wat dat betreft kan ik de man bij de RUN van Winschoten wel begrijpen, al was ik bij lange na niet zo kapot als al die lopers in de Molenstad.
Op de terugweg van Delfzijl naar huis kon ik het niet laten om bij de knusse sporthal in Middelstum te stoppen voor de eerste wedstrijd van het seizoen in de Eredivisie voor de tafeltennissers van Midstars. Achter de tafel werd gestreden voor elk punt. Ik zag frustratie, teleurstelling en vermoeidheid. Precies wat sport zo mooi maakt. De vraag aan welke sport ikzelf doe kwam niet deze keer. Komende week ga ik vissen.