Column: Struikelstenen

‘Wie kinnen ook nog wel eem noar Normandië hingoan…’ Na ons kolderiek hachelijke avontuur in de roemruchte Duitse pizzeria Costa Smeralda in Traben Trarbach aan de Moezel had Mientje geen trek meer in een verblijf in Italië.
En dus stelde ze tijdens het ontbijt op het terras met uitzicht op de rivier voor, dat we op de Franse toer gingen. Normandië had Mientje in haar hoofd gezet. Dat vond Mientje ook heel toepasselijk voor mij: Land van de Noordmannen.
Wat was er mooier dat Erik de Noordman in zijn laatste dagen als Noordman naar Normandië zou gaan. Daar waar de afstammelingen van de echte Noor(d)mannen wonen. Tja, daar viel voor mij weinig tegenin te brengen.
‘Boetendes hebben ze der prachtige stranden en t wordt het t schierste weer van Aikaamp...’, voegde Mientje er met een blik aan toe die geen tegenspraak duldde. Ik geloof dat de stranden en temperaturen van rond de dertig graden voor Mientje meer doorslaggevend waren dan dat er ooit Noordmannen vanuit Scandinavië aan de westkust in Frankrijk waren neergestreken.
‘Ain ding’, zei ik. 'Din wil ik ook noar Omaha Beach….’ Het woord beach was voor Mientje meer dan voldoende en zo trokken wij via de champagnestreek met her en der een glaasje westwaarts naar de Franse kust. Honfleur om precies te zijn. Ik weet niet of u er wel eens geweest bent, maar dat ligt dus aan zee, aan de monding van de Seine.
Een pittoresk vissersdorpje met binnenhaven, dat leeft van de jaarlijkse komst van tienduizenden toeristen. Och, och wat smullen geblazen. Alleen de wijn en de calvados al. Mientje at zich ongans in ‘kokiele zandzak’, ‘eskargods’ en ‘huiters’, zoals alleen Mientje het maar kan zeggen.
Voor de Franse taalpuristen zijn dat coquilles Saint-Jacques, escargots en huîtres. Oftewel Sint Jakobsschelpen, wijngaardslakken en oesters. We gingen naar het strand van Étretat (schitterende rotskust), Cabourg (charmant) en Deauville (mondain en druk) en Trouville (zie Deauville). En... we gingen naar Omaha Beach.
En zo stonden we na een schitterende rit door schilderachtig groen landschap met kronkelige berg- en dalweggetjes, appelboomgaarden en huisjes zo uit een schilderij geplukt op maandagmorgen even na tienen in het museum ter nagedachtenis aan D-Day, beter gezegd: Operatie Overlord, de landing in Normandië.
We wandelden langs een indrukwekkend overgebleven oorlogstuig, vliegtuigrestanten, tanks, soldatenuitrustingen en foto’s van de invasie op 6 juni 1944. Wat me het meest is bijgebleven is de wand met foto’s van mannen - stuk voor stuk helden - met hun afschuwwekkende belevenissen van die dag.
Jongens van net 18 of in de twintig uit den vreemde die met duizenden tegelijk aan onbekend land probeerden te komen, kansloos neergemaaid door de Duitsers, verschanst in de bunkers van de Atlantikwall. Velen waren al met hun loodzware uitrusting verdronken eer ze het strand hadden bereikt.
Een van die oorlogshelden was John Pinder, een professionele Amerikaanse honkbalspeler.
Pinder was een van de eersten die aan land ging. Hij moest ervoor zorgen dat er meteen de geallieerde communicatie op Franse bodem werd opgezet. Terwijl om hem heen zijn maten een voor een werden neergeknald, bracht hij wadend door de golven de ene radio na de andere naar het strand. Twee keer werd hij door kogels geraakt.
Pinder weigerde medische hulp en ging al bloedend steeds voor een nieuwe radio. De derde keer dat hij geraakt werd, werd hem fataal. De Amerikaan gaf zijn leven in de eerste uren van de gigantische operatie die bijna een jaar later onze vrijheid zou opleveren.
Duizenden van zijn jonge landgenoten vonden net als Pinder de dood op het strand met de codenaam Omaha Beach. Een uurtje later wandelden wij onder een strakblauwe lucht langs duizenden witte kruisen met de namen van al die gestorven Amerikaanse helden. Heel soms was er tussen die zee van kruisen bij eentje een bloemetje gelegd. Een rilling trok over mijn rug. Een gemengd gevoel van triestheid en bewondering viel over mij heen.
Bewondering voor zoveel heldenmoed. Bewondering voor de opoffering door de jongens van de andere kant van de oceaan. ‘Zunder heur….’, mijmerde ik een begin van een zin. Verder maakte ik hem niet af.
Mientje legde zacht een hand op mijn rug. We zeiden niets. We hebben daarna op onze strandlakens op het stukje strand gezeten waar destijds de allereerste Amerikaanse soldaten aan land gingen. Daar waar de eerste Duitse bunker werd veroverd. Met de blik over een kalme lege zee, badend in de zon, viel niet voor te stellen wat er op die plek is gebeurd.
In alle badplaatsen van de Normandische invasiestranden hangen foto's van de oorlogshelden van toen met hun verhaal. Zij worden niet vergeten.
Vanmiddag worden aan de Engelsestraat in Winschoten vier struikelstenen gelegd voor de Joodse familie Frank. Vader Jaap, moeder Herta, dochter Minna en zoontje Izak werden in 1942 net als honderden Joodse plaatsgenoten door de Duitsers weggevoerd.
Het hele gezin Frank vond de dood in Auschwitz. De Winschoter zanger Eppe Bodde maakte zich sterk voor de Stolpersteine. Misschien wel uit schuldgevoel, want zijn vader durfde overbuurmeisje Minna, die Eppe zelf nooit heeft gekend, niet in huis te nemen. De Franks hadden vader Bodde gevraagd om de 6-jarige Minna onderdak te verlenen om zo de dood te ontlopen, maar hij durfde niet uit angst voor de Duitsers.
Nu krijgen de Franks iets tastbaars op de plek waar ze tot 1942 hebben gewoond. Het huis is al lang afgebroken. De herinnering blijft. Zij worden niet vergeten.
Ik zou hier eigenlijk als laatste zin willen schrijven: op dat wij niet vergeten. Maar dat klinkt ineens zo loos met de oorlog in Oekraïne. En de dreiging van een nog grotere oorlog. Hoop doet leven.