Door de mand: Kees Vlietstra geniet van Bauke

Bauke heeft het naar eigen zeggen verneukt. Niet de zelfanalyse (eerlijk) maar de woordkeuze (heerlijk) verraste me. Verneukt. Hier was de pure Bauke aan het woord. Diep ontgoocheld en recht voor zijn raap.
In de eerste tweeënhalve week van de Tour was Mollema tijdens de interviews zakelijk, wel eerlijk maar toch ook behoudend, doodsaai eigenlijk. Hij stond tweede in het klassement en kon als the best of the rest nog enigszins aanklampen bij het zwarte gevaarte van Sky. Maar na zijn val in de bergrit van vrijdag was het gedaan met de sopraan uit Monaco. Bauke had geen goede benen om terug te komen bij Froome en hij had geen teamgenoten die hem konden helpen. Én geen ploegleider met ballen.
Hoe anders was het een dag eerder. Na afloop van de klimtijdrit van donderdag werd Mollema opgevangen en geïnterviewd door NOS verslaggever Steven Dalebout. 'Je ging met 82 kilometer per uur door die rotbocht.' Reactie van Bauke: 'Ja ik had het parcours goed verkend. Dus ik wist dat ik kon blijven liggen. Dat is wel een voordeel, ik wist dat ik nergens hoefde te remmen. Dus dat was bovenaan op snelheid brengen en gaan zitten en niet meer trappen.'
Bauke deed, zelfs voor een Groninger, opvallend nuchter over zijn duizelingwekkende afdaling. Voor mij hét hoogtepunt van de Tour. De Monegask zat namelijk helemaal niet op zijn zadel, nee, hij lag als een schildpad, koppie ingetrokken, op de stang van zijn tijdritfiets. Als een kamikaze piloot denderde hij naar beneden. De bochten perfect aansnijdend, ideale lijn, zonder te remmen, wat een coureur. Bauke ging met 82 kilometer per uur door de bochten. Hij loste zijn eigen ploegleiderswagen. En daar, beste wielervolgers, zit het probleem van het Nederlandse wielrennen. De huidige ploegleiders kunnen het niveau van 'onze' renners niet aan. Kruiswijk in Italië, Dumoulin in Spanje en nu dan Mollema in Frankrijk misten de ondersteuning, leiding maar vooral de fysieke hulp van hun ploegleiders. Die ploegleiders zijn slechte autocoureurs. Ze kunnen hun kopmannen niet bijhouden.
Maar goed, waar men struikelt ligt de schat begraven. Volgend jaar wil ik graag mijn masterplan 'Grote Ronde Winnen' uitrollen met als doel om een Nederlandse renner te laten winnen. De Gasunie (met als slogan: gas op die lolly) wordt hoofdsponsor van een nieuw te vormen Nederlandse ploeg. Alle Hollandse toppers worden opgekocht en gaan rijden in één ploeg, Team Keddeverlegger. Steven Kruiswijk, Wilco Kelderman, Stef Clement, Bauke Mollema, Tom Dumoulin, Wout Poels, Lars Boom, Tom Jelte Slagter en vooruit, Robert Gesink mag ook meedoen.
In de volgauto rijdt de ploegleider, mastercoach Vlietstra. Waar FC Groningen met Gerard Kemkers de kruisbestuiving binnen de sport is begonnen gaat wielerploeg Keddeverlegger met korfbalcoach Vlietstra achter het stuur naar de top. Met mijn stuurmanskunsten zal ik Bauke volgend jaar naar het geel duwen. Dit masterplan is van de week ontwikkeld. Bij de garage. Ik stond te wachten op mijn auto, er zat een steenmarter onder de motorkap, toen ik opeens mijn oude rijinstructeur zag staan bij de balie. Mijn wereld stond stil. Alles kwam samen.
'Bij de volgende kruising gaan we linksaf. En mag ik u nu alvast waarschuwen: niet te binnendeurderig.' Ik kijk overdreven in de binnen- en daarna in de buitenspiegel, kijk over mijn linkerschouder, geef richting aan en sla geïrriteerd linksaf. Binnendeurderig. Wat een hekel had ik aan dat woord. Binnendeurderig was het stopwoordje van mijn rijinstructeur, de heer Plankjes. Met binnendeurderig bedoelde de heer Plankjes een te krappe bocht. Behalve over de ideale bochtentechniek mocht Plankjes tijdens de rijlessen ook graag over de mannen van FC Groningen praten. Ik kon daar wel mee leven. Waar hij praatte over de mannen ging mijn voorkeur meer uit naar het spel van de FC.
Tja, begin jaren '90 ben ik vier keer gezakt voor mijn rijexamen. Ik nam tijdens het eerste examen de bochten te wijd volgens de examinator. Dat kwam door mijn rijstijl, ik was een nogal luie rijder en nam alle bochten in de stad in de derde versnelling, toen kon dat nog, met als gevolg dat door de hoge snelheid, 82 gemiddeld, de lesauto af en toe op de andere weghelft kwam. Ter compensatie nam ik de bochten tijdens mijn tweede examen, op advies van Plankjes, iets meer binnendeurderig. Ging eigenlijk best wel goed. Ik had natuurlijk de ambulance met zwaailicht op de Vondellaan wel moeten laten passeren. Stom. De derde keer falen was terecht. Ik kreeg een ingreep en boze gezichten voor de afslag bij het crematorium aan de ringweg. Het schijnt dat je een rouwstoet niet mag doorkruisen. Ook niet binnendeurderig.
De vierde keer was een beetje ongelukkig. Op de parkeerplaats bij het CBR moest ik eerst een klein stukje achteruit rijden om bij de openbare weg te komen. Na nog geen halve meter werd ik de bestuurdersstoel ingedrukt. Ingreep, had de auto achter me nooit gezien. Gezakt na drie seconden. Ik stapte verbouwereerd uit. 'Ik heb het weer verneukt.' De heer Plankjes stond op de parkeerplaats te lachen als een rijschoolhouder met kiespijn. Dit deed mij pijn. Niet het feit dat ik wéér gezakt was maar dat die Plankjes me binnendeurderig stond uit te lachen. Toch hebben die fouten me gemaakt tot de coureur die ik nu ben, de ideale ploegleider in de Tour.
Twee maand later had ik eindelijk dan toch mijn rijbewijs. Via een andere rijschool en voor het eerst met een vrouwelijke examinator. Daar lag het natuurlijk aan. Hou ik nog steeds vol. Ja, Bauke heeft foutjes gemaakt deze Tour maar hij weet ook dat de schat daar ligt begraven waar men struikelt of in dit geval daar waar hij van zijn fiets flikkert. Hij komt hier sterker uit. Toch moet ook Bauke, als hij een grote ronde wil winnen, van coach en van ploeg veranderen.
Beste Bauke, ik heb van je genoten deze Tour. Volgend jaar, nieuwe Ronde, nieuwe kansen, nieuwe (ploeg)leider. Je weet me te vinden. Succes in Rio. Als je kaarten voor me regelt ga ik natuurlijk direct met je mee.