Natuur in onze provincie: succesverhalen en zorgenkindjes

De groene glazenmaker doet het goed in onze provincie.
De groene glazenmaker doet het goed in onze provincie. © Het Groninger Landschap
Het is een komen en gaan van dieren en planten in onze provincie. Sommige soorten hebben het moeilijk, sommigen floreren. 'Uiteindelijk ontstaat er altijd een natuurlijk evenwicht', zegt Bert Speelman van het Groninger Landschap.
'De grotere zoogdieren, zoals dassen, bevers en otters doen het erg goed', belicht Speelman een succesverhaal uit onze provincie. 'Ze komen onder andere vanuit Friesland en Drenthe naar ons gebied.'

Comeback van de kemphaan

Ook het Zuidlaardermeer herbergt een vergelijkbaar verhaal. 'In ondergelopen grasland broedt onder andere de kemphaan. Dat is een soort die aan een comeback bezig is.'

De groene glazenmaker. Foto: Groninger Landschap

Het gebied bij het Leekstermeer is het domein voor de groene glazenmaker, een libelle die nog maar mondjesmaat werd gespot in onze provincie. 'Daar vertoeven nu ongeveer duizend stuks. We zien daar een positieve trend en hopen dat ze zich ook verspreiden naar andere gebieden.'

Kolonie steenanjers

Bij Bourtange werd in 2005 een veld met steenanjers uitgebreid. Het aantal hectares werd verdubbeld. Sinds de uitbreiding gaat het hard met de bloem. 'Daar zien we inmiddels een gehele kolonie en hopen dat deze van daaruit zich verder verspreidt.'

Een jonge bosuil. Foto: R. Mekkering

De uilen in onze provincie zitten elkaar af en toe een beetje in de weg. De bosuil is aan een opmars bezig, omdat de bossen 'oud genoeg' zijn voor de gevleugelde vriend als uitvalsbasis. 'Hij duldt de ransuil niet in zijn gebied', zegt Speelman. 'Maar uiteindelijk zal er een natuurlijk evenwicht ontstaan. Het is altijd een wisselwerking. Waar de bosuil niet is, pikt de ransuil een graantje mee.'


Maar lang niet alle dieren gedijen goed in het Groninger landschap. De grutto en andere weidevogels hebben het moeilijk volgens Speelman. 'Er zijn vooral problemen bij het opgroeien van kuikens. Er is een te klein voedselaanbod. Het is erg lastig om daar vooruitgang in te boeken.'

De patrijs. Foto: Flickr.com/Jac. Janssen

De steenuil en de patrijs zijn almaar minder zichtbaar. Mede dankzij het opgeruimde karakter van de mens. 'Er zijn nog maar 10 tot 15 broedpaartjes van de steenuil in onze provincie. Hij heeft bijvoorbeeld een afgelegen schuurtje nodig. Wij zijn heel erg van het opruimen, maar een ruig hoekje waar muizen jongen kunnen grootbrengen is ook belangrijk. Zij zijn op hun beurt weer een prooi voor steenuilen. Patrijzen hebben profijt van overhoekjes bij het vinden van insecten en zaden.'

De huismus. Foto:
Gerda Groenhagen

Een bekend geval van 'nauwelijks nog te zien' is de huismus. Ook daarin speelt de mens een rol. 'Je ziet ze nog wel her en der. Eerder pikten ze langs de weg nog wel wat graan op dat van de wagen viel. Of wat voer voor de kippen. Dat is nu anders. Vroeger hield iedereen kippen voor eieren, maar nu halen we de eieren gewoon in de winkel.'

Natte poten voor de kluut en de scholekster

De kluut en de scholekster hebben het ook moeilijk. 'De overstromingen van hun leefgebied komen almaar vaker voor in het broedseizoen vanwege de opwarming van de aarde. Een keertje is niet erg, maar het wordt wel lastiger als het vaker achter elkaar gebeurt.'