Column: Een bijna eenzame kerst

Het sneeuwt. Al dagen. Roberto zit al in Italië. Ik vertrek morgen. Vanaf Bremen. Als het weer het toelaat. Want het sneeuwt.
Ondanks het gure winterweer komt de gele Duitse bus gewoon voorrijden. De Autobahn schijnt redelijk schoon te zijn, dus wordt er gereden. Ik zie opgeluchte gezichten bij de halte voor het Groninger station. Vijftig mensen zijn in hun hart en hoofd al bij familie of geliefde.
Ik kom naast een Tsjech te zitten. Marek heet 'ie. Zijn vrouw en dochter wachten op hem in Praag. Zij is daar gebleven om te kunnen werken. In Groningen kon ze niks vinden. Ze sprak niet goed genoeg Nederlands. Marek wel. Hij vliegt elke maand voor vijf dagen op en neer.
Hij hoopt dat zijn vrouw ooit kan aansluiten. Hij mist zijn dochter, zegt hij terwijl hij de donkere middag intuurt. De student voor ons draait zich om en biedt ons Glühwein uit een thermosfles aan. Binnen vult de bus zich met warmte. Buiten remt het verkeer langzaam af voor een lange winterfile.
Hij hoopt dat zijn vrouw ooit kan aansluiten. Hij mist zijn dochter, zegt hij terwijl hij de donkere middag intuurt. De student voor ons draait zich om en biedt ons Glühwein uit een thermosfles aan. Binnen vult de bus zich met warmte. Buiten remt het verkeer langzaam af voor een lange winterfile.
Op het vliegveld van Bremen neem ik glibberend over de aangevroren sneeuw afscheid van mijn reisgenoten en zoek ik m'n vertrekgate op de digitale borden. Daar dringt het langzaam tot me door: er knipperen wel heel veel rode balkjes met de woorden 'delayed' of 'suspended'. Ook bij de vlucht richting Milaan. De omroeper adviseert alle reizigers zich bij de balie van zijn of haar luchtvaartmaatschappij te melden voor een overnachtingscoupon. Want per direct zijn alle vluchten geschrapt. Te glad, te koud, te gevaarlijk.
Langzaam komt er een stroom passagiers op gang. Een eindeloze rij taxi's en voetgangers stroomt stapvoets de stad binnen. Na een uur zijn alle hotels volgeboekt. Ik heb geluk en vind een kamer in een smoezelig hotel achter het station. Nadat ik mijn koffer in m'n kamer heb gezet en in de ongezellige bar een tafereel van hoeren, pooiers en dronkaards tref, besluit ik de witte winterstad in te lopen. De kerstmarkt is al bijna afgelopen. Stalletjes worden gesloten, luiken gaan dicht. Langzaam wordt het rustig in het centrum.
Vlakbij de witte kerk zie ik opeens een groep mensen met koffers. Ze staan te zingen bij een vuurkorf. Als ik dichterbij kom herken ik Marek en de student. Ze begroeten me alsof we elkaar al jaren kennen. We drinken iets uit een fles dat op whiskey lijkt, zingen Duitse winterliedjes en stampvoeten om het niet te koud te krijgen. Op zoek naar een eettentje dat nog open is, belanden we in een keldertje dat zo uit een Charles Dickens-boek lijkt te komen. De zware houten meubelen, groen fluwelen banken en rode gordijnen omarmen ons als een boudoir. We eten er Sauerfleisch, Schweinehaxe en Rotkohl, drinken bier en proosten op het leven. We missen allemaal onze liefdes, honderden kilometers verderop. Maar we gloeien van geluk door dit onverwachte warme gezelschap.
Drie kroegen verder wordt het langzaam tijd om naar ons hotel te gaan voor een paar uur slaap. Rond 8 uur hervatten ze de vluchten Europa in. Het is gestopt met sneeuwen. Morgen schijnt de zon.
Vlakbij het station omhelzen we elkaar. Marek vertrekt richting een Novotel, de student sjokt naar zijn kamer in de jeugdherberg en ik zoek mijn hoerentent op. Als ik me nog één keer omdraai staan ze beiden te zwaaien. En ik ben diep ontroerd. Omdat volslagen onbekenden zomaar een onvergetelijk onderdeel werden van kerst 2008.
Fijne feestdagen allemaal.
Marc Wiers
Marc is altied onderwegens tussen Genua (Italië), Straatsburg (Frankrijk) en Groningen. Wat hij onderweg tegenkomt vertelt hij hier elke maandag. Volg Marc op Twitter