Demissionair minister Kamp blikt terug op zijn 'hoofdpijndossier Groningen'

© Jos Schuurman (FPS)
'Groningen is de provincie waar ik het meest op bezoek ga. Vanaf de allereerste dag dat ik op het ministerie van Economische Zaken kwam, lag dat dossier daar. Ik ben er daarna iedere dag op één of andere manier wel mee bezig geweest.'
Dat zegt demissionair minister Henk Kamp woensdag in een uitzending van het tv-programma Een Vandaag.

Grote verantwoordelijkheid

Kamp heeft overigens geen slapeloze nachten van de aardbevingen in onze provincie. 'Ik kan me goed voorstellen dat de Groningers boos zijn. Nergens in Nederland zijn aardbevingen, maar daar wel. Ze hebben ze gehad, ze krijgen ze nog en ze zijn er nu. Mensen zijn heel erg ongerust en daar hebben ze een reden voor. Het is een grote verantwoordelijkheid voor de overheid en voor mij in het bijzonder om daar iets aan te doen', zegt Kamp.

Veel bereikt

Hij vindt niet dat het oplossen van de problemen in Groningen lang duurt. 'We hebben jaren gehad van 80 of 85 miljard kubieke meter aardgas in één jaar tijd. In het eerste jaar dat ik minister was, werd er nog 48 miljard kubieke meter gewonnen. In vier jaar tijd is dat met zestig procent teruggebracht. De sterkte van de aardbevingen is veel minder geworden, maar de Groningers hebben recht op meer. Ik zal daar tot mijn laatste dag als minister mee bezig zijn.'

Bijzonder gas

Kamp vindt nog steeds dat de gaskraan niet helemaal dicht kan. 'Het Gronings gas is bijzonder. Je kunt dat niet zomaar vervangen door Russisch gas. Daar draaien onze verwarmingen en fornuizen niet op. We moeten denken aan de veiligheid van de Groningers, maar we mogen Nederland ook niet in de kou zetten in de winter.'

Recht op meer

Kritiek dat het veel te lang duurt, deelt Kamp niet. 'We hebben de gasopbrengst de afgelopen vier jaar al met zestig procent gereduceerd. Het aantal aardbevingen is minder.
'De intensiteit van die aardbevingen is ook minder', zegt Kamp. 'Die mensen hadden daar recht op, en ze hebben recht op nog veel meer. Ik zal er tot de laatste dag mee bezig moeten zijn om de dingen te doen voor die mensen daar!'