Column: Haalf Zeuven

'Hé doe, Haalf Zeuven!' Het is een vrouwenstem die het zegt. En ik weet, zonder dat ik de vrouw nog heb gezien, dat de stem tegen mij is gericht. Ze legt de link tussen mij en de titel van mijn nieuwe boek. Voor haar ben ik de titel: Haalf Zeuven.
Lientje en ik staan voor de kassa van het bronnenbad in Bad Nieuweschans. We hebben even lekker gebadderd. De vrouw die mij aanroept staat ook in de rij, een heel eind verderop. Ik zie wat bekends. Scheemda, denk ik. De vrouw naast haar groet mij ook heel enthousiast. Ik ken de gezichten. Van vroeger. Maar de namen komen niet. Ze heeft wel gelijk, denk ik. Ik ben een 'dikke Haalf Zeuven'.
Vorige week stond de vrouw van Derk Bosscher voor mijn neus. Die ken ik al heel lang. Maar ook haar naam wilde me niet te binnenschieten. En dat terwijl ik er nota bene bij was toen Derk en zij elkaar voor het eerst ontmoetten. Ze had me door dat ik haar naam niet wist. Ik schaamde me dood.
Dat de twee vrouwen zo ver achter in de rij staan bij de kassa komt door ons. Bij ons vorig bezoek kwam ik erachter dat ik mijn zwembroek was vergeten. Ik met een veel te grote zwembroek, waardoor het zaakje los in het water bungelde, in bad. Bij terugkomst aan de kassa blijk ik mijn bankpasje te zijn vergeten. Wel een portemonnee maar geen pasje. Sta je dan met een hoofd als een biet.
De kassajuffrouw lachte vergoelijkend en zei dat ze de rekening wel stuurden. Maar de rekening hebben we nooit gehad. Lientje, de laiverd, zegt dat - nu we er een maand later weer staan - tegen de kassajuffrouw. Die maakt er meteen werk van en belt het hele bronnenbad af op zoek naar onze rekening. De rij aan de kassa wordt langer en langer. Tot ver in de gang van het hotel.
Opnieuw bekruipt me een gevoel van schaamte. Een meisje met nat plakkerig haar dat achter ons staat, wrijft het nog even in. 'Eerlijk duurt zo wel héél erg lang hè….?' 'Heb jij de autosleutels?' vraagt ze aan haar vriendin, 'Dan ga ik vast naar de auto'.
Sleutels. Daar heb ik ook wat mee. Vorige week moest ik even naar Pontmeijer om een paar balkjes en een plaatje te halen om de magnetron op te zetten. Kom ik terug. Geen sleutels. Die lagen nog binnen en de voordeur had ik achter me dicht gegooid.
Ik naar mijn ouders. Aan de andere kant van de Stad. Voor een reservesleutel. Die hebben ze niet want we hebben net een nieuw slot en we hebben er nog geen sleutel bij laten maken voor mijn ouders. Ik weer terug. Ladder uit de garage en via halsbrekende inbrekerstoeren kom ik dan toch binnen.
Ik kan eindelijk met de balkjes aan de slag. Blijkt één balkje niet te passen. Net verkeerd gemeten. Ik snel terug naar Pontmeijer. Ik denk nog: ik heb geen sleutels nodig want ik heb de achterdeur net opengedaan. Zeven minuten later kom ik terug met een nieuwe balkje. Achterdeur zit mooi op slot. De sleutels liggen binnen op tafel.
Opnieuw halsbrekende inbrekerstoeren om binnen te komen. Ik heb het maar niet tegen Lientje gezegd. Ik had wel een vermoeden wat zij ging zeggen.
Gister waren we bij Willy en Martje op bezoek in hun nieuw huisje even verderop in de Stad bij het station. Een heuse housewarmingparty. Eerst krijgen we het hele huis te zien. Bij de achterdeur hangt een mooi sleutelkastje. 'Dat was ook wel wat veur ons', zegt Lientje. Dan vertelt Willy het verhaal dat hij na twee dagen wonen ook de deur had dichtgegooid en weg was gegaan zonder sleutels. Ook Willie moest inbreken in zijn eigen huis.
'Tis ook zo'n Haalf Zeuven hè', zegt Martje. Ik moet denken aan oom Jampie. Als we in onze witte Opel Kadett door Wagenborgen reden, voorbij Groot Bronswijk begon hij altijd over ' 'Haalf Zeuvenkes van Woagenbörgen'.
Hij verhaalde over kameraad Sicco die er om duistere redenen ook twee jaar had gezeten. Sicco was op het nippertje ontsnapt aan de grote brand in paviljoen Salem. Ik leutje rooie was altijd in shock als Oom Jampie met priemende ogen, die dwars door mij heen keken, vertelde dat er zestien patiënten om het leven waren gekomen bij de 'Inferno van Wagenborgen'.
Het verhaal eindigde steevast met een zin die ik mijn leven lang zal heugen.
'Most ain ding nait vergeten Erik. Der wonen meer Haalf Zeuvens boeten t gekhoes, den der in….'

Erik Hulsegge

ps

We hebben uiteindelijk wel betaald en ik heb iedereen in de ellenlange rij onze excuses aangeboden