Column: kutkraaien

Buiten is het stil. De wind van de nacht is gaan liggen Aan de duisternis in de gordijnen te zien, wil het niet echt licht worden. Het is vrijdagmorgen. Ik lig in bed. Alleen. Lientje is zonder dat ik haar heb vernomen al naar haar werk.
Hhrehh---hereehhehe---hrreeeh.
Het rauwe weerzinwekkende gekras van een kraai verbreekt de stilte. Iets van boosheid flikkert op in mijn hoofd. Ik heb niets met kraaien. Het zijn de allerlelijkste vogels die ik ken en die er zijn. Het zijn enge beesten. Zwarte monsters van de lucht. Het hrheheeh---hrehheeh gaat me door merg en been.
Kraaien zijn in de mythologie boodschappers van de dood. Boeren hangen ze aan een stok op het land als verschrikker voor andere vogels. Als het daar maar bij bleef: bij het geluid en het afschrikwekkende uiterlijk. Maar die kutkraaien komen ook aan mijn geluk.
Het is niet eens zo lang geleden dat ik bij het wakker worden werd onthaald met gekoer van een duif en - wat mij heel erg gelukkig stemde - de rollende zang van een merel. Jaar in jaar uit. Maand in maand uit werd ik in de vroege ochtend of in de late avonduren, toegezongen vanaf de schoorsteen of vanuit de grote linde van de achterbuurman. Aria's waar Verdi jaloers op zou zijn.
In het voorjaar genoten wij van Blackbird*, die toch heel anders zwart is dan de kraai, als hij met zijn mooi vrouwtje nestelde in onze klimop. En hij een paar weken daarna 'omstebeurt' met haar aan en afvloog om de kleintjes te voeden.
Op een mooie zomeravond met een fles Merlot, een wijn - hoe prachtig - vernoemd naar de merel, tussen ons in, genoten Lientje en ik van ons geluk. Onder het gezang van Blackbird. Hoe mooi kon het leven zijn.
U ziet dat ik schrijf in de verleden tijd. Dat klopt. Plotseling was het gedaan met het kostelijk gezang. Ik vermoedde een hongerige kat of een vrachtwagen op de drukke weg achter ons huis. De ware reden zag ik bij de overbuurvrouw. Onze merels hadden zich deze keer in haar liguster genesteld.
Op een ochtend werd ik wakker van een enorme herrie. Een orkaan van paniekerig vogelgeluid. Ik trok de gordijnen open en zag de Blackbirds wild heen en weer vliegen, onderwijl angstige klanken uitstotend.
Ik keek nog eens goed. Vijf kraaien hadden de liguster met daarin het nest met de jonge Blackbirds omsingeld. Heel geniepig en ondanks de ontredderde verdedigingstactieken van de Blackbirds sloot het kraaiennet zich om de liguster. Mijn hart krimpt nog ineen van het bloedbad dat volgde. Kutkraaien.
Het was tegelijkertijd het laatste wat ik van de jonge maar ook van de nog levende oude Blackbirds zag. De kraaien hebben inmiddels de lindes, de schoorstenen en de straat overgenomen 'Hreeeh-hreehhhee'.
Chagrijnig zit ik een halfuurtje later achter mijn computer. Weet niet goed wat te schrijven en staar mistroostig in de mistroostige tuin. Alleen de heesters met de rode besjes zijn nog groen. De rest is vies verlept en vochtig bruin. Ook de druivenbladeren zijn verdwenen.
Aan de takken hangt hier en daar nog een verdwaald trosje druiven. We hadden een uitstekend druivenjaar. Alleen ik pluk ze niet. Ik laat ze aan de vogels. Ze lijken nu zo begin december meer op rozijnen dan druiven.
In mijn ooghoek zie ik beweging in de tuin. Op het dakje van de tuinlamp aan de schutting is een vogel neergestreken. Mijn hart maakt een vreugdesprongetje. Het is een merel. Ik weet het meteen: het is onze merel. Hij is terug! Ik volg zijn bewegingen. Het koppie gaat loerend heen en weer. Dan fladdert hij naar de pergola en gaat zitten op een druiventak. Weer gaat het koppie loerend heen en weer. Ik kan zijn kraaloogjes zien.
Dan pikt hij in een vloeiende beweging een druif van een tros. Triomfantelijk steekt hij zijn snavel omhoog. Dan draait hij zijn koppie in mijn richting. Hij kijkt me aan, geeft me een knipoogje en vliegt dan met druif in de snavel weg. Alsof hij zeggen wilde: maak je geen zorgen. In het voorjaar zijn we gewoon weer terug.
's Middags vertel ik op de oprit het verhaal aan buurman Knuterman. Buurman kijkt me verbaasd aan. Ik denk dat hij iets over de merel gaat zeggen.
'Och jong, dat binnen hailendail gain kroien. Dat binnen kauwtjes. Ik wor der aal mörns wakker van. En wat mie betreft doun ze heur noam eer aan. Ik kin ze wel kaauwen…'

Erik Hulsegge

*Blackbird is de Engelse benaming voor een merel. Lientje heeft onze merel in Blackbird gedoopt.