Column: Bang

Soms ben ik wel eens bang. Een kleine siddering in mijn onderlijf die haar weg naar boven zoekt en zich op een prominente plek nestelt in mijn hoofd. Een gevoel van angst. Angst voor het onvermijdelijke. Dat gevoel bekruipt me vaak zo in de donkere dagen voor Kerst. Een eindejaarsgevoel. Een jaar bijna voorbij. Een jaar dat ik achterlaat. Een jaar dichterbij.
In die dagen, voor mijn gevoel, gebeurt er ook altijd iets ergs. Heel ver terug in de geschiedenis: de Kerstvloed van 1717, nog niet eens zo lang geleden: een tsunami In Azië of dichterbij: een ernstig auto-ongeluk met dodelijke slachtoffers.
Of nog dichterbij: mensen die jij kent overlijden plotseling. Mensen die jij kent als de aardigste mensen die er bestaan. Mensen die zo maar die vreselijke ziekte krijgen. Ik kreeg deze week een berichtje van een fan. Ze had de diagnose van nog enkele maanden.
Een goede kennis van mijn broer, in een paar weken tijd was hij van een man die volop in het leven stond, een man die niet meer onder ons is. Lientje moest eergister op crematie van een collega. De meest vriendelijke man had wat pijn in het lijf. Een maand later is hij een man die wij waarschijnlijk nooit meer zullen aanhalen.
Een Kerstblues die ik niet wil horen.
Het maakt me bang. Bang dat mij ook zoiets overkomt. Dat ik er ineens niet meer ben. Dat ik begin na te denken over wat nog te doen voor het straks te laat is.
Dat ik wil stoppen met alles wat ik nu doe. Dat ik mijn droom wil najagen. Een droom van een huis met een veranda aan zee in een warm land. Dat ik bruingebrand in mijn schommelstoel over de zee tuur, werkend aan een nieuwe roman. Lientje die met een dienblad met watermeloen en verse ananassap de veranda op komt, mij over mijn grijze haar strijkt en zacht zegt dat ze me lief vindt.
Dat zou ik willen, voor het straks te laat is.
Gistermiddag ging plotseling de bel. Ik schrok ervan. Na drie jaar belloos door het leven te zijn gegaan, hebben we sinds kort weer een bel op nummer dertien. Dat is even wennen.
Een bekende man staat voor de deur. Een man waar ik ooit een verhaal over schreef. In zijn hand een papieren tasje. 'Moi', zegt hij zacht. Beschroomd overhandigt hij mij het tasje, waar parmantig een banketstaaf uitsteekt en een doos met chocolaatjes inzit. Hij knikt. Een knik als bedankje en voor ik iets kan zeggen, loopt hij het tuinpad al weer af. Aan het eind draait hij zich nog een keer om.
'Ik heb er een briefje bij gedaan', en met een zwaai neemt hij afscheid.
Even later lezen Lientje en ik samen aan de grote achtertafel het handgeschreven briefje. Woorden uit het hart. Aan het slot wrijf ik een traan van mijn wang. Lientje legt een hand op mijn schouder en zegt:
'Wat kin t leven toch simpel mooi weden'

Erik Hulsegge

Vrolijk Kerstfeest!