Column: Contini

© Salvatore Monetti
We zijn in Genua als ik lees dat Nino Contini is overleden. De Sardijn heeft vele Groninger generaties aan de pizza en pasta gekregen, vertel ik mijn schoonouders die over mijn schouders meekijken naar de foto bij het bericht.
'Contini? Níno Contini?' mompelt Alma peinzend, 'Die man ken ik toch!?' Giovanni schudt vol ongeloof zijn hoofd. 'Dat kan niet schat, die man is van Sardinië rechtstreeks naar het Noorden getrokken.' Maar Alma houdt voet bij stuk. 'Zijn gezicht, die naam, een pizzeria, en dan ook nog iemand van Sardinië...' Ik zie de rest van de dag aan haar blik dat de naam en het gezicht haar niet loslaten.
's Avonds legt ze aan de eettafel haar hand op mijn arm. 'Had hij ook een zoon? En een dochter?' Ik knik onzeker. Iedereen in Groningen weet van de kinderen en hun restaurant aan de Hereweg. Maar Alma leest geen letter Nederlands. Ze is bang voor Google Translate. Ze kan het gewoon niet weten. 'Heten ze Rene en Gabriela?' Verbaasd kijk ik haar aan. 'Ja hallo! Ik zeg toch dat ik die familie ken!' Roberto fronst naar zijn moeder. 'Mam, je hebt die namen gewoon op internet gelezen net. En gegokt dat het zijn kinderen waren!' Ik meen een twinkeling in Alma's ogen te zien. Maar ze blijft ontkennen.
Tijdens het diner staat Alma plotseling op en schiet de hal in, richting kelder. Giovanni schudt meewarig zijn hoofd. 'Als ze iets in de kop krijgt...' Ze blijft minutenlang weg. 'Wat doet ze toch? We zitten te eten!' roept Roberto naar zijn vader. Die haalt zijn schouders op. Vijf minuten later stapt Alma trots de eetkamer binnen en zet triomfantelijk een fles Sardijnse rode wijn voor onze neuzen. Op het etiket zie ik de naam. 'Contini'. Ik schiet in de lach. 'Dat is toch geen familie van die lui uit Groningen!' roept Roberto met gespreide armen, wijzend naar de fles. 'Half Sardinië heet Contini!' Giovanni heeft inmiddels het genealogische register op schoot. Ik zie zijn vinger langs de lijst met namen met een C glijden. 'Ja, er zijn wel veel Contini's in de 19e eeuw te vinden op dat eiland,' mompelt hij meer in zichzelf dan tegen ons, 'hier staat dat er een paar families uit een aantal dorpen kwamen en zich in Europa hebben verspreid. Maar die lui uit Greu... Groe... jullie stad in Nederland staan er niet bij. Wanneer was dat met dat restaurant?' Ik kijk mijn schoonouders onzeker aan. '1971,' mompel ik uit het hoofd.
'En Efisio dan! Is dat geen broer van die Nino?' roept Alma opeens. Roberto en ik kijken haar vragend aan. 'Efisio Contini. De ijskoning! Hij is nog altijd een van de meest succesvolle ijsboeren van Rome! In die stad staan ze in de rij voor zijn stracciatelli.' Giovanni schudt mismoedig zijn hoofd en zucht. Ik bijt op mijn lippen en leg Alma uit dat Rome geen Groningen is. En dat hij dus niets met de man te maken kan hebben die ooit met een paar tafeltjes en stoeltjes in de Peperstraat de eerste pizza's van het Noorden serveerde. Verbolgen fronst ze haar gezicht en wijst naar het boek dat Giovanni nog steeds scheef op zijn schoot heeft liggen. 'Daar staat toch dat er maar een paar families zijn? Dan zijn zij toch waarschijnlijk ook familie van elkaar?'
Ontevreden over de uitkomst van de discussie ruimt mijn schoonmoeder de tafel af. Aan het woeste gekletter en gemurmel in de keuken hoor ik dat ze nog niet klaar is met het verhaal. Plotseling steekt ze haar hoofd om de hoek. 'Gian! Hier in Sestri zat toch vroeger ook een pizzeria Contini? Beneden bij het pleintje bij Villa Rossi... Herinner je dat niet meer? We gingen er vaak op zondag na de kerk met de hele straat eten. Zo'n donker zaaltje, niet te groot. Je kon er een Margherita voor tweeduizend lire krijgen!' Giovanni kijkt een paar seconden peinzend naar het plafond en knikt dan voorzichtig. 'Ja nu je het zegt... ergens in de jaren zeventig...' Alma's gezicht klaart op. 'En heette die man niet Nino?' Mijn schoonpa haalt traag zijn schouders op, kijkt me verontschuldigend aan en bevestigt dan het verhaal van mijn schoonmoeder. Met een tevreden blik trekt ze zich terug in de keuken.
En roept een minuut later vanachter de afwas 'Zie je? Ik zei toch dat ik Nino Contini kende.'

Marc Wiers

Marc is altied onderwegens tussen Genua (Italië), Straatsburg (Frankrijk) en Groningen. Wat hij onderweg tegenkomt vertelt hij hier elke maandag. Volg Marc op Twitter.