Column: Warmetruiendag

© RTV Noord
De warmetruiendag, gisteren, piekte eigenlijk net iets te vroeg, want de kou moet er nog aankomen. In het straatbeeld viel het dan ook niet op, maar het schijnt dat honderdduizenden Nederlanders binnen hun eigen afranzering een trui hebben gedragen. Een warme trui nog wel.
Een trui is modekundig gezien een beetje een moeilijk kledingstuk. Ten eerste is het een stom woord, al merk je dat pas als je het een paar keer uitspreekt. Ten tweede houdt zeker de zelfgebreide wollen trui - de originele warme trui dus - het midden tussen een vacht en een tent, met als betreurenswaardig dieptepunt de zogeheten kersttrui, met daarop jolige afbeeldingen van rendieren en andere kerstparafernalia. In een warme trui ga je een paar millenniaatjes terug in de beschaving. Gelukkig kun je zo de moderne tijd weer binnenstappen, door je trui uit te trekken en de thermostaat een graadje hoger te zetten.
Nog wel tenminste, want het jaarlijkse warmetruienfestijn viel toevallig precies in de week dat Groningen misschien een beetje is opgeschoten in het gasmoeras. De schade wordt kordater aangepakt, de rekening mag naar de staat en die mag 'm naar de NAM of desnoods naar Shell sturen en de gaswinning gaat 'zo snel mogelijk' (let op het woordje 'mogelijk') naar een veilig niveau. De politiek surft graag mee op een golf van nationale sympathie.
De Groningers die lijden onder de gaswinning mogen dan een slag gewonnen hebben, maar toch zeker niet de oorlog. De bureaucratie wordt er tenslotte niet kleiner op, met weer een nieuwe instantie erbij en de gaswinning kan natuurlijk niet ineens naar die twaalf miljard kuub zolang er hier nog koude winters mogelijk zijn. Dat zijn de communistische vaten van het geluk: je kan niet én een Elfstedentocht én een veilig niveau van gaswinning hebben.
En dan te bedenken dat er net een koude periode, althans wellicht een dagje ijs, op de rol staat. 'De schaatsen kunnen uit het vet,' heet het dan, hoewel de meeste mensen ze moeten zoeken in een Albert Heijn-tas, die al jaren ergens in een hoekje onder de trap ligt. Allemaal in de hoop op zo'n zeldzame geluksdag dat je onder een strakblauwe lucht, bij windstil weer over perfect ijs mag zoeven. En als dat te veel gevraagd is omdat er een snijdende oostenwind staat, er scheuren in het ondergesneeuwde borstplaatijs zitten en je schaatsen bovendien onvindbaar zijn, dan toch in elk geval - met de thermostaat op twintig - een marathon op natuurijs op de televisie bekijken.
Dat is namelijk vooralsnog het hoogst haalbare van een Nederlandse winter: een groep beroepsschaatsers die in Noordlaren of Veenoord honderd troosteloze rondjes schaatsen waarbij rondje een tot en met rondje negenennegentig sprekend op elkaar lijken en er alleen bij de finish wat gebeurt. Eigenlijk het omgekeerde van een normaal mensenleven. De winnaar hijgt aan het eind in de camera 'dat hij op het juiste moment gepiekt heeft'.
Tegelijkertijd piekt ook de cv-ketel en piekt dus ook de gaswinning in het Groningenveld. Nu mag dat nog. Als Groningers mogen we over een paar jaar niet eens meer hopen op een Elfstedentocht, want zo'n winter zou heel Nederland in de kou kunnen zetten. Het zou een beetje lullig zijn, als wij dan de schuld zouden krijgen van noodgedwongen warmetruienweken.