Column: 'Achteraf zeg je: Waren we maar nooit weggegaan'

© RTV Noord
'Wie konnen wel es regen kriegen vandoage.' Barteld kijkt eens naar de lucht boven Winschoten. Zijn buurman Elko van der Schans kijkt automatisch mee. Hij knikt. En krimpt tegelijkertijd van schrik in elkaar door een enorme knal.
'Kanonnen van de Duutsers bie Winschoter Hoogebrug', zegt Barteld, ook al geschrokken. Heel in de verte horen ze een vliegtuig en het geluid van mortiergeschut. Volgens Doedens zijn de Polen en de Canadezen al vlakbij. 'Zie zollen al achter Veendam weden', voegt hij er hoopvol aan toe.
Vanaf de Hoofdweg komt er een man op een fiets het laantje opgereden.'Dat liekt plietsie Diekstroa oet Kloosterholt wel. Dij is der vroeg bie', zegt Van der Schans. De politieman op de fiets stopt bij de twee mannen. Mits klinkt er een opnieuw een doffe dreun nu meer richting Pekela.
'Ik kom jullie woarschaauwen...', hijgt Dijkstra nog na van het fietsen. De agent vertelt dat de Duitsers vanaf Fiemel bij Termunten en vanaf Hoogebrug flink aan het schieten zijn om de geallieerden een halt toe te roepen. Mits is de halve buurt uitgelopen om aan te horen wat Dijkstra te zeggen heeft.
Dijkstra raadt de bewoners van de Bikkershorn aan een veilig heenkomen te zoeken voor hun huis wordt geraakt door het Duitse geschut. Als achter in het veld weer een inslag volgt, ontstaat er lichte paniek. Twee families Van der Schans en de familie Doedens en de kinderen pakken hun boeltje op en willen hun heil zoeken bij familie in Veensloot achter Meeden.
De rest van de buurtbewoners gaat terug naar huis. Ze hebben geen vluchtadres of willen eenvoudig niet weg en kiezen de kelder als schuilplaats.
De tien vluchters kiezen de route door het veld achter de boerderijen langs, bang als ze zijn om in een gevecht te belanden tussen Duitsers en Polen of Canadezen. Ze zijn nog maar goed en wel op weg, bij Bloedworstoord, als Jantje van der Schans erachter komt dat ze te weinig kleren voor de kinderen heeft. Even staan ze in dubio.
Dan besluiten Jantje en haar man Elko terug te gaan om truien en jassen voor hun kinderen op te halen. De rest blijft wachten. Elko en Jantje zijn net uit zicht als de wachtende achterblijvers in de lucht iets horen gieren. Het onheilspellende geluid komst steeds dichterbij. Ze kijken angstig omhoog met een gevoel dat er iets heel erg mis is.
Dat is het ook. Twee Duitse mortiergranaten slaan in, precies op de plek van de wachtende groep. Een vrouw, Annechien van der Schans, twee kinderen Tjaart en Wijke, het zoontje en dochtertje van Elko en Jantje van der Schans, zijn op slag dood.
Anneke, het dochtertje van Barteld sterft uren later in het ziekenhuis in Veendam op het moment dat de eerste Poolse bevrijders Westerlee binnen marcheren.
Drie kleine kinderen en een vrouw op een verkeerde plaats en een nog meer verkeerd tijdstip Zij vonden de dood op het moment dat de oorlog eindigde.
Dit drama gebeurde op zaterdag 14 april 1945, de dag dat Westerlee bevrijd werd.
Ik kende het verhaal niet. Ik kende het pas toen ik zomaar na een dagje opruimen midden in de kamer een oud vergeeld krantenknipsel op de grond zag liggen. Een artikel uit het Groninger Dagblad van de hand van de inmiddels wijlen Westerleese journalist Jibbo Poppen. Een interview uit 6 maart 1995 met Edsko Doedens, de zoon van Barteld, het broertje van de omgekomen Anneke.
Ik werd geraakt door het stukje en ging dezelfde dag nog kijken op het kerkhof met de hervormde kerk en de grote haag ervoor. Een meter of twintig achter de kerk ligt het graf van de vier slachtoffers. Een graf met een ijzeren hekje erom. Onder de vier namen staat geschreven:
'Er is als maar een schrede tusschen mij en de dood....tusschen mij en Jezus.'
Aangeboden door de burgerij van Westerlee.
De Westerleeërs hadden spontaan geld ingezameld om het gezamenlijk graf te betalen voor hun omgekomen dorpsbewoners. Ik kreeg er een brok van in mijn keel.
Nog altijd herdenkt het dorp op 4 mei hun slachtoffers op het kerkhof, bij het graf dat ze zelf geschonken hebben. Opdat wij niet vergeten.
Bij het verlaten van het kerkhof trof ik aan de overkant van de weg een oude voetbalkameraad. Hij vertelde dat zijn moeder het vriendinnetje was geweest van Anneke Doedens. 'En weet je wat het is', zei ie. 'De huizen in het dorp hadden geen schrammetje...'
Ik moest denken aan dat ene zinnetje in het krantenartikel. Het zinnetje van Edsko Doedens: 'Achteraf zeg je: Waren we maar nooit weggegaan'.

Erik Hulsegge