Column: De vloek van Dokter Bloem

© RTV Noord
Als rooie tiener had ik jeugdpuistjes. Dat 'jes' kan er trouwens wel achterweg. Het waren joekels zo groot als aardbeien. En leek mijn wang op een vurig vulkaanlandschap.
Voor de mensen die er naar kijken moesten was dat erg. Voor mij nog vele malen erger. Zo erg dat het op mijn jeugdige gemoed speelde. Eigenlijk nog meer dan dat. Ik was de draad van het leven kwijt. De felle en goedlachse rooie was een stil in zichzelf gekeerd mannetje geworden.
Mijn moeder zag het ook en wist waar het aan lag. 'Ach nee', zei ze. 'Die rotpukkels.' Op een doordeweekse dinsdag reed ze met mij in de witte Opel Kadett met kontje naar Winschoten. Naar dokter Bloem. Vrouw Veen van het laantje iets verderop, had weer van de buurvrouw van haar zusje gehoord dat Dokter Bloem alles genezen kon, overal wel een middeltje voor had.
In de grote villa aan de Emmastraat waren we meteen aan de beurt. Dokter Fobbo Bloem had met zijn baard en lange bos haar wel iets van Catweazle. De wijze bril en zijn grote lijf maakten het verschil. Ik moest gaan liggen op een bank. Bloem keek mij als eerste eens diep in de ogen.
Of ik wel eens gevallen was, vroeg hij dwars door mij heen kijkend. Ik kreeg geen woord uit mijn mond. Mijn moeder vertelde dat ik als klein mannetje ooit eens van een zolder was gevallen. Drie meter naar beneden. Plat op de rug.
Dokter Bloem legde zijn hand op mijn rug, zo tussen de schouderbladen. Hij wreef over een van de mijn rugwervels en keek er verontrustend bezorgd bij. 'Daar krijg je later last van…' Vijf woorden die bleven hangen in de hoge kamer.
Over pukkels werd niet gepraat. Dokter Bloem drukte mijn moeder een bruin flesje in de hand. 'Viola Equis. Drie maal drie druppels daags', zei het etiket.
Ik denk de laatste tijd vaak aan die vijf woorden van Dokter Bloem, die inmiddels niet meer onder ons is, maar wel een imperium met natuurproducten heeft achtergelaten. Dat later in 'daar krijg je later vast van', begon zo'n tien jaar later. Toen begon de ellende.
Het begon in de benen. Een spierscheurinkje, nog eens eentje, dan de linkerheup, onder in de rug, bovenin, nek, schouder, een gemene trek in het rechterbeen, trek in het linkerbeen, een ontsteking in een rugwervel, slijmbeursontsteking in de heup, een kapotte knie, een enkel als een olifant. Altijd wel ergens pijn. Dag in. Dag uit.
'Ik weet nog wel een mannetje, die je kan helpen', Och, och wat heb ik dat vaak gehoord. Nou ik heb alle mannetjes én ook vrouwtjes wel gezien.
Eentje die me met een houten hamer op de rug beukte, eentje die me een centimeter onder mijn schoenzool plakte, eentje die mijn rug kietelde met een rubberen ring, eentje die met een schroevendraaier over mijn rug streek, eentje die een zalfje gaf die hij zelf op een paard smeerde, eentje die zei dat ik vier weken plat op bed moest gaan liggen, eentje die zei dat ik koud moest douchen en eentje die me een spuit van tien centimeter in mijn rug jakkerde. Owh en dan ik vergeet ik nog acupunctuur en droge naalden. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Pijn maakt je moe. Pijn raakt je gemoed. Pijn raakt je alles. Soms heb ik geen zin meer. Heb ik geen hoop meer, dat het ooit nog goed komt. Vraag ik me af wat het nog voor zin heeft. Ben ik de draad van het leven kwijt.
Vorige week kregen we op het werk een verschrikkelijk bericht. Een mooi mens, een goed mens, zo maar ernstig ziek. Van de ene op de andere dag.
Wat heb ik dan nu te zeuren over een beetje pijn?
Dinsdag ga ik weer heen, naar de fysiotherapeut. Hang ik in lange rode touwen. Touwen uit Noorwegen. Zoiets heb je nog nooit gezien.Mijn fysiotherapeut gelooft in die rooie touwen. Hij gelooft in mij. En ik geloof in hem. Ik geloof dat hij de vloek van Fobbo verbreken kan.
Waarom?
Om zijn naam. Hij heet Ruben. Ruben is een bijbelse naam, een Hebreeuwse naam en betekent:
'Hij die mijn ellende kent…'
Erik Hulsegge
Owh, u wilt nog weten hoe dat afliep met die jeugdpuistjes? Nooit meer last van gehad.