Groningse basisschooldocenten: 'Wij kijken naar het totaalplaatje'
'Een kind kan op de Cito-toets heel goed scoren, maar als het niet aan de randvoorwaarden voldoet om dat niveau aan te kunnen, adviseren wij weleens een lager niveau.'
Dat zegt Iris Kuiper, docente en schoolcoördinator van OBS De Uilenburcht in Beerta. Samen met Jaap Bosch, docent op De Regenboog in Bedum, deelt ze haar verhaal. Dit naar aanleiding van het nieuws dat RTV Noord donderdag bracht over Groningse leerlingen die vaker dan in de rest van het land een lager middelbaar schooladvies meekrijgen, terwijl deze leerlingen mogelijk een hoger niveau aankunnen.
Hoe komt dit?
Bosch en Kuiper vinden dit lastig te verklaren. Bosch: 'Bij mij kwamen de kinderen afgelopen jaar allemaal op het niveau dat ik adviseerde.'
Volgens Bosch kunnen meerdere factoren een rol spelen. Zo vond hij het een voordeel dat hij het afgelopen jaar fulltime voor één klas stond. 'Daardoor zag ik de kinderen het hele jaar door en heb ik ook fulltime met ze kunnen werken.'
Volgens hem zijn schooladviezen persoonsafhankelijk. 'Soms heb je een klas met twee docenten, waarbij de ene docent bijvoorbeeld drie dagen voor de klas staat en de andere docent twee. Dat levert misschien een verschil op in hoe kinderen zich ontwikkelen. Zo kunnen kinderen zich bij de ene docent anders gedragen dan bij de andere docent.'
Schooladviezen moeten dan worden afgestemd tussen beide docenten. 'Ik zeg niet dat dit dé verklaring is, maar het zou kunnen.'
Voorzichtige Groningers
Kuiper noemt de voorzichtigheid van de Groningers als een andere mogelijke verklaring, maar heeft hier verder weinig ervaring mee. 'Wij hebben dit jaar geen enkele heroverweging hoeven doen. Ik heb met meerdere leerlingen wel eens een afspraak gemaakt: als jij op de cito-toets laat zien dat je een havo-leerling bent, krijg je die kans. Maar echt heroverwegen? Nee.'
Lager schooladvies met een reden
Bosch en Kuiper zien de cito-toets vooral als controlemiddel voor het schooladvies. Dit advies is volgens beiden gebaseerd op de zogenoemde plaatsingswijzer en de eigen inzichten van de docent.
De plaatsingswijzer is een methode waarin prestaties van de leerlingen uit drie jaren worden samengevoegd en waaruit een niveau-advies rolt. 'Dit schooladvies wordt uitgebreid met de ouders besproken', stelt Bosch.
Volgens Kuiper heeft het altijd een reden als het schooladvies lager uitvalt dan de resultaten van een eindtoets. 'Als docent kijk je niet alleen naar de cijfers uit toetsen, maar naar allerlei aspecten. Hoe zit het kind in de klas, hoe is de werkhouding van het kind, de sociaal-emotionele aspecten bij een kind, et cetera. Dat neem je ook mee in het advies aan ouders.'
Dit totaalplaatje kan er volgens Kuiper voor zorgen dat het schooladvies soms lager uitvalt dan de adviezen op basis van toetsprestaties. 'Soms heb je leerlingen waarbij je bijvoorbeeld twijfelt of het mavo of havo moet worden. Dan neem je de andere aspecten wel mee in je overweging. Je wilt namelijk ook dat een kind kans van slagen heeft.'
Dubbele schooladviezen
Ook bleek uit het onderzoek van de RUG dat in Groningen minder gecombineerde schooladviezen worden gegeven, zoals mavo/havo of havo/vwo. In Nederland zijn er scholen die afspraken met elkaar maken om maar één schoolniveau te adviseren. Bosch herkent dit niet op zijn school.
'Wij hebben geen gesprekken met middelbare scholen voordat wij onze schooladviezen hebben gegeven.'
Dakpanklas
Bovendien bieden volgens Bosch niet alle middelbare scholen elk jaar de mogelijkheid om in zo'n zogenaamde 'dakpanklas' te zitten. 'Dat hangt vaak af van de hoeveelheid leerlingen die instroomt en hoeveel ruimte er is voor zulke gecombineerde klassen.'
Kuiper wordt er heel gelukkig van als scholen dakpanklassen hebben. 'Maar niet iedere middelbare school biedt dat aan. Dus als kinderen naar scholen gaan die geen dakpanklassen hebben, moet je wel een enkel advies meegeven.'