Column: Ik ben (g)een reiziger

© RTV Noord
Nooit eerder ging ik zo ver weg. Lientje wilde nog wel verder. Naar Japan. Maar dat land met aardbevingen, orkanen, tsunami's en lekkende kerncentrale werd me net iets te gek. Dus ging de reis naar Thailand.
Een beetje van de wereld zien is natuurlijk best leuk. Zo voelde ik de hitte van Death Valley in Amerika, sloeg een golfbal op de Old Course van St. Andrews, reed ik met de fiets op het strand aan de riviera van Letland en dikkedakte ik op een bruiloft in een Toscaans landhuis. 
Maar een reiziger ben ik niet. En zal het waarschijnlijk ook nooit worden. Dat begint al na tien kilometer op de snelweg richting vliegveld, in dit geval Keulen. 'Hestoe t gas ook nog controleert Hinderk?' komt het van de passagiersstoel. Nee dus. Vijftien kilometer terug via Dreieck Bunde. Het gas in de Oranjestraat is natuurlijk gewoon uit. 
Bij het instappen van de vertrekhal van het Keulse vliegveld vraag ik me af of ik de auto in de parkeergarage wel op slot heb gedaan. Ik zeg niks tegen Lientje en stel mezelf gerust met de gedachte dat er toch niks met waarde in de auto ligt. In het vliegtuig als iedereen om me heen met een kussentje in de nek ligt te slapen en ik dat niet kan omdat ik geen kussentje heb, ga ik maar film kijken.
Dat kan op een schermpje in de stoel voor me. Maar dan moet je wel een tientje betalen. Met creditcard. Aha, die heb ik op zak. Van de ANWB. Van tevoren heb ik nog gebeld of alles in orde was. 'Geen enkel probleem mijnheer. Ik wens u een fijne vakantie', zei de aardige juffrouw. 
De creditcard moet je door een gleuf halen om film te kunnen kijken. Zes keer door de gleuf. Mooi niks. Ik kan alleen de trailers kijken. Bij het kopen van eten blijkt dat de creditcard het dus niet doet. Gelukkig heeft Lientje gewoon een bankpas met wereldbereik (ik niet), waardoor we toch in die dertien uur in de lucht pasta met pesto voorgeschoteld krijgen.
Thailand is prachtig. We zitten in een romantisch huisje aan het strand onder de palmbomen met het ruisen van de oceaan in ons oor. Maar daar moet je ook eten. De Thai houdt van scherp. Ik ook. Maar ik ben geen Thai want die houdt van nog veel scherper. Dus sta ik bij de eerste de beste maaltijd met kippensoep van kokosmelk in brand. 
Mijn maag is gewoon Gronings. Die begint na twee Thaise maaltijden te protesteren. Niet lang daarna mijn darmen ook. Precies halverwege een Thaise massage, waardoor het geen happy end wordt. Zeker niet voor de vrouw die mij masseerde. Mijn darmen houden de week er na onaangekondigde stiptheidsacties, waardoor ik de Thaise natuur regelmatig bevuil. 
Die Thaise natuur is fantastisch. Wij er in een kano met kanoënde gids doorheen. Steile krijtrotsen, immense grotten, torenhoge vijgenbomen en lieflijke champagnebloemetjes. Waren er ook dieren?, vraagt u zich misschien af. Best wel. Het stel dat met ons mee kanode heeft ze gezien. Apen, olifanten. leguanen, mangroves, koningspythons. 
Ik, die er nog geen tien meter achter voer, maar in en tussen de bomen staren. Geen beest gezien. Ja twee koerende duiven en een enorme kakkerlak in ons huisje. Ik twijfelde even of we misschien acteerden in een candid camera-show. Maar die jongen in de andere boot had ze allemaal op de foto gezet. Had ik toch nog wilde dieren gezien. 
We hadden ook olifanten kunnen zien. Maar ik had voor de tocht lekker fris en frivool mijn slippers aangetrokken. Van de gids mocht ik daarom uit veiligheidsoverwegingen niet mee de jungle in. Dat andere stel zag de olifanten wel en moest voor hun leven rennen, omdat moederolifant haar pasgeboren jonkie trompetterend aan het beschermen was. Lientje zat zich ondertussen te verbijten in de boot, want zij had daar best bij willen zijn.
In Bangkok gingen we met de taxi van het vliegveld naar het hotel. We zaten ruim anderhalf uur in de taxi voor we er eindelijk waren. Want in de Thaise hoofdstad rijden nog tien miljoen auto's, taxi's, bussen, tuktuks, scooters, motoren en etenskarretjes. De rit kostte 800 baht. Zeg maar twintig euro en een beetje. Niet echt duur dacht ik nog. 
Totdat ik er bij het bestellen van de taxi op de terugweg naar de luchthaven achter kwam dat de helft van die 800 baht meer dan genoeg was geweest. Dan zou ik nog kunnen vertellen over mijn problemen met de hotellift of ruzie met een monnik omdat ik mijn schoenen was vergeten uit te trekken en op de drempel van de tempel was gaan staan en dat is not done. 
Ik was best wel blij dat we terug naar huis gingen. Op de morgen van vertrek weet Lientje via haar telefoon dat we vier uur vertraging hebben. Op zich niet zo'n probleem: bij het zwembad en in de ontbijtzaal van het hotel was het best toeven. 
Het wordt wel een probleem als we eindelijk in het vliegtuig zitten. We zitten goed en wel in de lucht als twee passagiers onwel raken. Het hele vliegtuig in rep en roer. Het einde van het liedje is dat we een noodstop maken op een vliegveld ergens in de binnenlanden van India. 
Daarna staan we nog vijf uur op een gloeiend hete landingsbaan in afwachting van inspecties en goedkeuring om weer te mogen vertrekken. Ik ben opgelucht als ik na dik twintig uur eindelijk in mijn eigen auto zit en de Autobahn richting Groningen opdraai. 
De opluchting is weg als een half uurtje later in het donker ergens voorbij Leverkusen een oranje Flitzerblitzer mij verblindt. Ik blijk (veel) te hard te rijden bij een van de vele Baustelles. Lientje merkt niks. Die knort op de passagiersstoel. Bij Bad Nieuweschans besef ik hondsmoe dat ik niet in de wieg ben gelegd voor wereldreiziger, 
Het is zaterdagavond. Ik bereid me in mijn luie stoel voor op de eerste uitzending van de Noordmannen na de vakantie. Aan de grote tafel in de achterkamer zit Lientje achter de computer. Puntje van de tong op de lippen. 'Wat bist aan doun laiverd?' vraag ik als ik achter haar kom staan. 'Ik ben al eem aan t kieken veur onze volgende raize…' 
Ik kijk over haar schouder en zie de bestemming met koeienletters op het scherm staan: 
Nieuw-Zeeland. 

Erik Hulsegge