Column: Twee tellen

Heel vroeger had mijn moeder een Fiat 500. Een rooie. Een piepklein maar fijn autootje met beige nepleren bekleding waar mijn witte jongetjesbenen bij warm weer altijd aan bleven plakken. Het boodschappenwagentje naast onze witte Opel Kadett met kontje.
Mijn moeder 'knapte' haar cinquecento met mij, kleine rooie, op de achterbank overal naartoe. Naar de Spar, op de hoek van onze wijk, naar Oom Harm voor verjaardagsslingers of naar de boeldag in Midwolda voor een nieuwe antieke hangklok.
Meestal moest ik op de nepleren bekleding blijven zitten. 'Twee tellen', zei mijn moeder dan om mij gerust te stellen dat ze er zo weer was. Op een waterkoude herfstmorgen parkeerde mijn moeder het Fiatje voor de apotheek in de lange winkelstraat, waar je toen nog gewoon met de auto doorheen mocht rijden.
'Twee tellen' roept mijn moeder nog als ze de deur van de auto al lang achter zich heeft dichtgegooid. Ze heeft van dokter Roelfsema een receptje gekregen tegen blaasontsteking en gaat nu het medicijn halen bij Talsma. Ik geloof mijn moeder al lang niet meer van die twee tellen en zit nukkig mijn wachtbeurt uit te zitten.
'Tiktik!!' ik schrik van een streng getik op het raam naast mij. Ik kijk tegen de grote snor van een politieagent in uniform met pet. Of ik ook weet waar mijn vader of moeder zijn, buldert hij alsof ik doofstom ben. Ik durf niks te zeggen en knik met rood hoofd richting apotheek.
De politieman kijkt door de glazen deur van de apotheek, komt weer terug en buldert al even hard 'dat ik tegen mijn moeder moet zeggen dat er hier niet geparkeerd wordt'.
De agent is al lang weg als mijn moeder terugkomt Voordat ik iets kan zeggen zet ze de cinquecento in zijn achteruit en komt vijftig meter terug tot stilstand. 'Twee tellen', zegt ze. 'Ik moet even cranberries halen', en loopt de delicatessenzaak in van Van der Laan 'Tiktik!' Opnieuw kijk ik tegen een enorme snor.
'Zo', buldert hij tegen mij op de achterbank 'Je moeder is een tikje hardleers' en pakt uit zijn zak eerst een bonnenboekje en daarna een pen. Mits komt mijn moeder terug met een witte papieren zak in de hand. Ze heeft meteen in de gaten wat er aan de hand is.
'Ach agent, ik moest nog even een klein boodschapje doen. Het was maar twee tellen…' en ze tovert haar meest charmante glimlach tevoorschijn. De agent kijkt eens maar mijn moeder en dan naar mij. 'Ik geef u twee tellen om hier weg te wezen anders krijgt u een bekeuring.'
Mijn moeder is inmiddels ingestapt en start de auto. Als ze weg wil rijden, is ze even vergeten dat de auto nog in zijn achteruit staat. De achterband van de kleine rooie fiat rijdt over de enorm grote zwarte schoenen van de verbaasde politieman.
Ik hoor nog zijn gebulder boven het geluid van de razende motor van de cinquecento.
Ik moet denken aan het tafereel als ik in de apotheek ben om medicijnen te halen voor mijn moeder. Ik heb een nummertje getrokken, het recept afgegeven bij een meisje met blond krullend haar en zit nu te wachten op een stoel. Naast mij een vrouw en en een knorrige oude man, die moppert over het lange wachten.
Daar weer naast zit een man op leeftijd met bril, paars overhemd en stropdas. Helemaal aan het andere eind zit een jongen met rood haar in trainingsbroek en sportschoenen.Een vrouw in spijkerbroek en trui is inmiddels aan de beurt.
Ik hoor dat ze geen medicijnen kan krijgen. Het meisje achter de balie kijkt verontschuldigend. 'We hebben ze gewoon niet. Misschien worden ze half november weer geleverd'.
De blik van de vrouw spreekt boekdelen als ze de deur uitloopt. 'Nummer 423', zegt een andere vrouw met kort haar achter de balie. De jongen met rood haar is aan de beurt. Hij levert zijn receptje in. 'Je moet hiervoor nog wel 8 euro 95 bij betalen', zegt de vrouw.
De jongen met het rooie haar kijkt wat bedremmeld. 'Ik heb gain geld bie mie. Zit dat den nait bie de verzekern in?' 'Nee' schudt de vrouw. 'Bij dit medicijn moet je zelf ook nog wat betalen. Je mag later ook wel even terugkomen...'
De jongen is even stil. maar zegt dan schoorvoetend: 'Ik heb aiglieks apmoal gain geld'. Dan wordt de vrouw achter de balie ook stil. Ze weet even niet wat te zeggen. 'Kom later nog maar eens terug', zegt ze dan vriendelijk. 'Ik regel wel wat', zegt de jongen zichzelf moed in pratend als hij wegloopt.
'Nummer 424'. De man met bril en paars overhemd is aan de beurt. Ik ben even afgeleid omdat ik zie dat er buiten een zwart autootje voor de deur wordt geparkeerd.
'Nee mijnheer, sorry, ik kan er ook niets aan doen maar deze medicijnen hebben wij echt niet. Sorry.' De man met overhemd loopt met een gezicht als een oorwurm de apotheek uit.
Ik schrik ervan als ik zit te bedenken dat ik in twintig minuten, hooguit een half uur, de staat van de Nederlandse zorg anno 2018 ervaar.
'Mijnheer Hulsegge, uw medicijnen'. Gelukkig die van mijn moeder hebben ze wel.
Buiten voor de deur staat een spiksplinternieuwe zwarte fiat 500. Erbij staan twee agentenen een modieus geklede vrouw met donkerbruin lang haar. 'Mevrouw u mag hier niet parkeren. Dit is alleen voor laden en lossen', zegt de grootste politieman.
Dan hoor ik haar zeggen met een charmante glimlach en grote bruine ogen: 'Ja, maar ik moet alleen maar even medicijnen halen. Dat is twee tellen..'