Column: Het geval Hulsegge

© RTV Noord
'Ik kon vanommedag aal nait in hoes kommen'. De vrouw naast mij aan de bar kijkt mij aan met een serieuze blik. 'Och man', zeg ik, een nip van mijn bier nemend. 'Sleudel kwiet?' 'Nee hor', zegt ze met haar pretoogjes; 'Het weekend ston veur deur'.
De vrouw die mij in het eeuwige weekendgrapje laat tuinen is Riekje. Riekje is van Geert, de kameraad van Harm-Lubbert, die met zijn Katrien twee krukken verder zit. 
Het is vrijdagavond. Het is druk in café De Klos. De bar en het rookhok zitten vol en de tafeltjes zijn bezet. We hebben 'vrijdobo', vrijdagoavendborrel.
In ons vorig stamcafé aan het Marktplein begonnen we aan het eind van de middag, zoals het eigenlijk hoort, maar met het sluiten van het café en de groei van onze leeftijden is de borreltijd enkele uren opgeschoven. 
Riekje komt van 'Pekel', maar je moet toch echt 'Boven-Pekel' zeggen, want ze wil niet verward worden met Ol of Nij. Ze werkt net als haar vader, moeder en en zusje deden, in de karton. Ruig volk, zeg je in één adem. Riekje niet. Die is de liefheid zelve. 
Hart van goud en immer een belangstellend woord voor een ander. Ze vraagt naar Lientje. Lientje is er niet. Die heeft een kerstborrel van het werk.
Soms denk ik weleens dat ze daar altijd kerstborrel hebben. Riekje kijkt teleurgesteld, maar ze gaat moeiteloos over naar een volgend onderwerp. 
'Nog eem over dat verhoal van veurege weke. Hestoe echt zes joar op kweekschoul zeten?' Riekje doelt op het verhaal van 'De stagiair die op een oude fiets naar Nieuwediep reed'.
En ze doelt op mijn mislukte schoolcarrière. Ik knik. Mijn gedachten gaan naar mijn tijd op de kweekschool.
De school stond aan de Dirk Uipko Stikkerlaan in Winschoten. Voor niet weet wie Dirk Uipko Stikker was: hij was directeur van Heineken, minister van Buitenlandse Zaken, secretaris-generaal van de NAVO. En Winschoter. 
Het gebouw van de Pedagogische Academie staat er nog steeds, maar doet nu dienst als Dollard College. De pabo, zoals het in mijn tijd ging heten, bestaat al lang niet meer. 
Ik kwam als jongen, die aan het eind van zijn tienerjaren echt niet wist wat hij met zijn leven moest aanvangen, van de havo naar de kweekschool. Dat was lekker makkelijk, want de school voor schoolmeesters en juffrouwen stond 150 meter verder dan de school waar ik net van af kwam. 
Op de havo blonk ik niet uit in schoolprestaties - de leraar Duits met baard en bril zei dat ik in de goot zou belanden - en die lijn zette ik vrolijk verder op de PA. Ik hield meer van buitenschoolse activiteiten.
Ik werkte op het benzinestation, deed voetbaltrainerscursussen, in november en december was ik Sinterklaas, en tussendoor bestudeerde ik de meisjes en de binnenkant van het café. Dat ging me aardig af, al zeg ik het zelf.
De leraren die ik had, waren best toffe lui. Groningse taalgoeroe Jan Siebo Uffen, VVD-voorman Jan Evenhuis en klokkenspeler Adolf Rots, om er een paar te noemen. De liefste en aardigste was Ben Eppinga, de gymleraar. Die betrapte mij ooit tijdens het spieken bij een inhaaltentamen.
Ik was even vergeten dat de bestudering van mijn spiekbriefjes via een raam in de gang duidelijk zichtbaar waren. Toen ik omkeek en in het gezicht van Eppinga keek, kneep hij letterlijk en figuurlijk een oogje dicht. 
En dan vergeet ik nog het allerliefste 'Erikje.. Erikje' van Tante Jo de kantinejuffrouw. Na een jaar of vier zwoegen en zweten buiten de school, kwam in de school de onheilstijding dat de Winschoter Pedagogische Academie ging sluiten.
We moesten met zijn allen naar Stad, naar de Paterswoldseweg. Daar werden wij onderdeel van de grote Hanzehogeschool. 
In het begin viel mijn reis naar school in Stad niet te combineren met mijn andere bezigheden. Maar na een jaar of vijf zag ik iets van licht. Ik probeerde mede door het stoppen van de studiefinanciering een hopeloze studieachterstand heel erg snel in te halen.
Maar daar staken leraren en schoolleiding in een heuse doctrine op slinkse wijze een stokje voor. Een pabo halen in één jaar was voor de school vermoedelijk iets te gortig. 
Mijn grote schaakvriend Harmannus uit Scheemda zat toen ook op de pabo in Stad. Hij volgde - weliswaar een jaar na mij - eenzelfde loopbaan. We zaten samen op het vwo, later op de havo en daarna op de PA. 
Nadat ik na zes jaar pabo mijn heil had gezocht bij de kabelkrant in Stadskanaal, liep Harmannus met zijn schoolziel onder zijn arm door de gangen van de Stadse schoolmeestersschool.
Hij ving daar een gesprek op tussen twee leraren, die in een fluisterend onderonsje de lastige student Fobbo bespraken. 
Dat hij nooit zijn opdrachten inleverde, dat hij slechte cijfers haalde, dat hij vaker niet dan wel kwam opdagen en dat hij er wel heel ongeslapen uitzag als hij er wel was.
De ene leraar zuchtte diep en sprak toen de historische woorden: 'Als het maar niet zo'n geval Hulsegge wordt'.
Tja, dieper kun je denk ik niet zinken in een schoolcarrière. 
Riekje trekt aan mijn arm en ik word uit mijn gedachten gerukt. 'Klopt dat nou van dij kweekschoul?' vraagt ze nog een keer. Ik knik nog maar eens. Ik bedenk dat er in mijn klas zeker twee meisjes waren die de Pabo in drieënhalf jaar hadden afgerond.
'Joa' zeg ik. 'Zes joar en nog gain diploma hoalt ook'.
Riekje kijkt me meewarig aan. 'Doe bist n apaart geval Hulsegge'. 

Erik Hulsegge