Door de mand: Kees Vlietstra reikt een prijs uit

© RTV Noord
Of ik wel de prijs voor de Sportploeg van het Jaar wilde uitreiken, vroeg Mark Mulder. Mark werkt voor het Huis van de Sport Groningen en zit in de organisatie van het Groninger Sportgala. Stadjer als ik ben, was mijn antwoord: 'Ben er dan toch. Oké hoor.'
'Tenue de ville' stond er als dresscode in de uitnodiging. Heb ik even opgezocht. Wikipedia gaf als letterlijke vertaling 'stadskledij'. Opluchting. Als stadjer loop ik altijd in stadskledij. Het vervolg baarde me wel weer enige zorgen. 'De heren gaan tegenwoordig in kostuum. Een maatpak en confectie zijn beide geschikt. Een gilet mag, maar hoeft niet.'
Het enige pak dat ik bezit, is een trainingspak. Voor schijtlollige presentaties in het land wil ik nog wel eens een oud colbertje aantrekken. Dat colbertje heb ik jaren geleden gered uit de kelder van het KNKV, het korfbalverbond. Dat colbertje, grijs met een klassiek oranje embleem, behoorde tot het officiële vrijetijdspak van het Nederlands Team uit de jaren 70. Het colbertje zit me als gegoten. Dacht ik.
Dinsdagavond. Na de bekendmaking van het Talent van het Jaar (Rienk Mast) en de uitreiking van de Provinciale Sportprijs (Rutger Smith) werd ik door presentator Ebel Jan van Dijk op het podium geroepen. Bij het opstaan van het klapstoeltje op rij twee van de Springer zaal begon ik te twijfelen. Welk knoopje van het colbertje moest ook alweer vast? Bovenste of onderste? Snel keek ik naar de presentator. Die had de bovenste dicht. Terwijl ik onhandig voor de mensen op rij twee langs schuifelde probeerde ik het bovenste knoopje te zoeken. Kansloos.
De band op het podium begeleidde me met opzwepende muziek richting de genomineerde sportploegen. Het publiek klapte enthousiast mee. In de maat. En ik liep uit de maat te vorken met mijn colbert. Had mijn aandacht, mijn focus, mijn concentratie, mijn kokerperspectief, mijn ambitie nou niet bepaald liggen bij de uitreiking. Nee, waar was dat klote knoopje?
Toen de muziek stopte en de presentator me een handje gaf wist ik al niet meer wat zijn eerste vraag was.
Ik stond in de slagschaduw van de mannen van Donar, GIJS en Lycurgus. In een flits nam ik me voor dat over drie jaar Nic. ook weer op dit podium komt te staan.
Maar goed, in mijn minute of shame heb ik in een fladderend colbertje geprobeerd om de organisatie van het gala ervan te doordringen dat er volgend jaar een nieuwe categorie aan het programma moet worden toegevoegd: Coach van het Jaar. Het Nationale Sportgala doet dit, terecht, al jaren. Groningen kan niet achterblijven. Coaches zijn de reisgidsen van de sporters. Niet voor niets noemden Rutger Smith en Sarèl de Jong (Sporter van het Jaar) in hun dankwoord nadrukkelijk hun Groningse coaches: Gert Damkat en Denis van der Giessen. Coachen is een vak. En moet op waarde worden geschat. Het Groninger Gala is top maar kan beter. Het kussen moet worden opgeschud.
Enfin, dinsdag was het Groninger Sportgala een enthousiast feestje waar iedereen zijn best voor deed en na anderhalf uur had Donar de prijs voor beste ploeg gewonnen. Ik overhandigde de trofee aan center Thomas Koenis. Was blij dat ik mijn hand terug kreeg. Grote jongen.
Na afloop van het officiële gedeelte had ik als korfballer natuurlijk wel een naam hoog te houden. Gelukt, derde helft gewonnen. De afterparty was in Café Bolhuis. Het was lang geleden. Paul stond vertrouwd achter de bar. Samen met een ex-bobsleeër, een ijshockeykoppel en een sportjournalist hebben we aan de stamtafel het Groninger sportklimaat doorgenomen en deels opgelost.
Naast de bar hangt een foto. Een man naast een paard. Edo Stukje naast Edo Stukje. De man Edo was de vorige eigenaar van Cafe Bolhuis. En eigenaar van het renpaard die hij naar zichzelf had vernoemd; Edo Stukje.
Ik kijk naar de man op de foto en slik. Edo was een collega én goede vriend van mijn vader. Edo was dertig (!) jaar kastelein in zijn eigen kroeg, had verstand van dorst en van mensen. Prachtkerel. Met zijn karakteristieke hese stem sprak hij altijd enthousiast over de Groninger sport. GRC en Nic. waren zijn favoriete clubs. Heel veel coaches uit andere takken van sport wisten ook de weg naar het café aan de Paterswoldseweg te vinden. Eigenlijk was Edo een soort Mastercoach en zijn café jarenlang hét sportcafé van Stad en Ommeland.
Na afloop van thuiswedstrijden gingen we met de selectie regelmatig bij ome Edo uit eten. Altijd en allemaal hetzelfde menu aan dezelfde stamtafel; saté, patat, slappe boontjes en appelmoes. Knijpflessen mayonaise en ketchup op tafel. Vlaflip als toetje. Een feestje.
Na afloop van het diner een kopje koffie met een Nobeltje. Die likeur nam Edo met dozen tegelijk mee vanaf Ameland waar hij een stacaravan had op Duinoord. Heerlijk maar ook verraderlijk spul. Zoet en sterk. Dieptebommetjes.
Na het eten verplaatsten we ons vaak naar de bar. Mexicootje gooien. Verliezer betaalde een rondje Nobel. We hadden met dat Nobeltje een ritueel: het volle borrelglaasje een maal op de bar tikken, achter het hoofd langs halen, nog een keer op de bar tikken en dan in één teug naar binnen klokken. Na het vierde rondje werd er veel likeur over de rand geknoeid. Het plakkerige goedje belandde voor een groot deel in de nek in plaats van achter in de hals.
Ooit stond ik na zo'n woeste Nobel avond de ochtend erna in de keuken van ons studentenhuis tosti's te bakken. Joost, de gesjeesde medicijnen student, liep in zijn onderbroek op de gang richting de wc. Hij krabde aan zijn ballen. In zijn nek hing zijn kussen.
Edo overleed in 2013, hij was 67 jaar. Ik kijk nog een keer naar de foto en knoop in één keer het bovenste knoopje van mijn colbert dicht. En slik weer.
'Hé Paul, het is mooi geweest. Hoeveel krijg je van me?'