Column: Komt n man bie de dokter

© RTV Noord
Ik heb de bel al drie keer ingedrukt en hoor de weerklank ervan in het huis. Verder hoor ik niks. Ook hoor ik geen geblaf van bastaardhond Pietje. Ik wil al terug naar de auto, als ik plotseling een vreemd gestommel hoor.
Dan zwaait de deur open. Renko staat erin met een vreemde grimas op zijn gezicht. 'Moi', zeg ik en probeer in te schatten wat er met hem aan de hand is. 'Komster nog in of hebben we hier n stoande receptie?' 
Ik stap de gang in en daarna de kamer. Pietje ligt op een kleedje te kauwen op een bot dat bijna net zo groot is als de hond zelf. Renko komt achter mij hinkend de kamer in en ploft neer aan de kopse kant van de grote tafel in de kamer. Zijn rechtervoet legt hij op een dik groen kussen op de stoel die hij schuin tegenover zijn eigen heeft gezet. 
'Wat hestoe wel?', vraag ik. 'Proat mie der nait van. Ik heb tone meleur', is het antwoord van Renko, en meteen krijg ik het hele verhaal.
De grote teen van Renko was ontstoken. Hij had er bij het klussen aan zijn terras in de achtertuin een voorhamer op laten vallen. Op zich viel de pijn nog wel mee. Maar een paar dagen later begon de teen te ontsteken. En niet een beetje ook. 
't Was net of der n tuutaai op zat', en Renko toont met twee handen hoe groot dat het ei wel niet geweest was. Renko dacht dat het wel over ging. Maar dat ging het niet. Toen hij buurvrouw Jantje zijn teen liet zien, wist zij het zeker. Als hij er niet snel iets aan liet doen, zou zijn voet geamputeerd moeten worden.
Renko wilde toen wel naar de dokter. Het probleem was dat hij er geen had. Zijn dokter uit het dorp was al jaren met pensioen. Volgens buurvrouw Jantje kon hij wel naar de dokter in het dorp 'aander kant snelweg'. Een enorm grote man met dito handen. Dat was ook haar dokter en 'dij proat noar dat e verstand het', voegde ze er bewonderend knikkend aan toe. 
Maar de dokter van Jantje bleek met vakantie te zijn op de Canarische Eilanden en daardoor ging Renko op voorspraak van buurvrouw Jantje naar zijn vervanger. 'Dat was mie wat', zei Renko veelbetekenend. Ik werd alleen maar nieuwsgieriger.
In de wachtkamer had hij zijn naam horen roepen en strompelde hij naar de kamer van de dokter. Hij deed de deur open, keek naar binnen maar zag alleen een lege kamer. Hij aarzelde omdat hij dacht dat ie misschien de verkeerde kamer was binnengewaggeld.
'Komt u maar binnen, mijnheer Hoving…' Renko dacht dat ie voor de gek werd gehouden, want hij zag nog niks. Ik kon me niet meer bedwingen. 'Haar e zuk verstopt den?' 'Nee man', antwoord Renko. 'Hai was zo klaain dat ik hom aal nait zag…'
De vervangende dokter was een mannetje van ongeveer 1 meter 50 hoog - ongeveer vief klaaikloeten, zei Renko - en bij de eerste blik had hij het mannetje letterlijk en figuurlijk over het hoofd gezien. 
De kleine dokter had het ei op zijn teen bekeken. 'Dat kon hij zelf wel even fiksen', had de kleine man zelfverzekerd gezegd. Renko was al lang blij dat er niets geamputeerd hoefde te worden. 
De dokter rommelde wat in het laatje van zijn bureau en haalde er een dikke naald uit. Rommelde weer verder, waarna er een aansteker te voorschijn kwam. Renko moest  intussen zijn broek, schoenen en sokken uitdoen en op het doktersbed gaan liggen. Krakend legde hij zich neer op het dikke witte papier dat aan een dikke rol aan het voeteneind was bevestigd. 
De dokter was met naald en aansteker aan het bed gaan staan en verwarmde met de aansteker de naald. Om bij de teen van Renko te komen, moest hij op het bed klimmen. 'Wat goan je doun dokter?', vroeg Renko angstig. 'Ik zet de naald in je nagel zodat de etter eruit kan', zei de kleine man vastberaden, en hij voegde de daad bij het woord.
Een dikke straal pus spoot in het gezicht van de arts. Die schrok er zo van dat hij per abuis de gloeiend hete naald dwars door de nagel, vol in het vel van Renko zette. Die schrok op zijn beurt zo van de gloeiende pijn dat zijn been een schoppende beweging maakte. De getroffen voet van Renko raakte de op de tafel balancerende kleine dokter vol in de buik.
Zo hard dat het mannetje achteruit werd gekatapulteerd en door de lucht zwevend bovenop het staande skelet in de hoek belandde. Verwoestend krakend vielen én de dokter én het skelet op de vloer van de dokterskamer. Renko dacht even dat de dokter alles had gebroken. 
Maar het bleek het skelet te zijn dat in duizend stukken lag. De dokter, met zijn gezicht nog vol etter, greep naar zijn buik en kermde van de pijn. De voet van Renko was kennelijk hard aangekomen. 
'Ik roup jjjoe wel eem n dddokter', had Renko stotterend gezegd. 'Ik ben dokter!', had de overeind krabbelende kleine man met een pijnlijk gezicht geroepen. 
'We hebben het er nog niet over gehad', zei hij toen de rust weer was gekeerd en de botten en ribben van het skelet bij elkaar waren geveegd. 'Maar ehhh... U bent wel goed verzekerd, mijnheer Hoving?' Renko kreeg een scheut jodium op zijn teen en er een verband om heen en mocht naar huis. 'Sorry hor dokter', zei hij bij het afscheid. 
'Gaait t weer n beetje?', wees ik naar de teen van Renko. 'Dij tone wel, mor nou heb'k inains last van mien middenvoetsbeentje. Komt vast van die schup in t lief van dij leutje dokter.' 
'Hou haide dij man aiglieks', vraag ik naar de naam van de arts. 'Reiziger', antwoordt Renko zuinigjes.
Ik zeg niks, maar denk het inwendig lachend wel:
Luchtreiziger zeker.