Column: Hospita 2.0

© RTV Noord
Het is een kolfje naar de hand van mensen met een probleemoplossend vermogen: win-winsituaties ontdekken. En zo stellen oplettende waarnemers ook vast: hé, er zijn kamerzoekende studenten en eenzame ouderen. Win-win. Inverdieneffecten. Een plus een is drie.
Deze scherpe observatie komt van het Healthy Ageing Netwerk Noord Nederland. En dat laat het niet bij deze constatering, het gaat er ook lekker mee aan de slag. Even die minpool aan de pluspool koppelen en laat maar stromen die energie! Vandaar dat dit HANNN, samen met het UMCG, voor makelaar wil spelen. Kamerzoekers die tot alles bereid zijn, althans tot alles wat correct is, waren zo gevonden. Nu nog wat ouderen die zo'n student wel voor drie maanden op proef in huis willen nemen. De Hospita 2.0.
Deze Hospita 2.0 krijgt wat hulp van de student bij kleine huishoudelijke taken (de zware boodschappen, de tuin, een nieuw peertje in de lamp draaien) en mag rekenen op af en toe een praatje met haar commensaal, terwijl die op zijn beurt 'op een rustige, betaalbare en betekenisvolle manier' mag wonen. Vooral dat betekenisvolle wonen zal de zoekende student van nu erg aanspreken. In een studentenhuis kom je daar namelijk niet aan toe, aan al die betekenis.
Natuurlijk gaat dat niet zomaar, dat snappen ze bij het HANNN ook wel: er moet wel een 'klik' zijn. Sterker nog: de klik staat op één! Vandaar dat er een heuse hospiteerborrel aan te pas komt om vragers en aanbieders van woonruimte en gezelligheid bij elkaar te brengen. Of dat gebeurt in een realistische, huiskamerachtige setting, met schemerlampen, leunstoelen, een traag tikkende staande klok, vaste vloerbedekking, de verwarming op 22 en kleine kopjes lauwe thee met een slof koekje op het gepolitoerde salontafeltje, of in een beetje een hippe studentikoze atmosfeer met vegaworsten en 0,0 procent bier, wordt niet helemaal duidelijk, maar hoe dan ook, die klik, die komt er wel.
Onze student is dus welkom in de voorkamer, waar de inmiddels overleden echtgenoot van zijn hospita zijn modelspoorbaan had liggen. Hij mag er tot middernacht vrienden ontvangen en drinken wat hij wil, en hij kan 's avonds aan het Indische tafeltje zijn collegeaantekeningen uitwerken tot een volledig dictaat. De dinsdagavond is gereserveerd voor gezellig bijpraten bij de Hospita 2.0, waar de student iedere keer naar uitziet, want dat is zo heerlijk betekenisvol: de duurte der levensmiddelen doornemen, praten over de oorlog, luisteren naar verhalen van vroeger en vertellen over het laatste practicum. Het wordt echt een idylle.
Maar dan komt de aap uit de spreekwoordelijke mouw, want na drie maanden bellen onderzoekers van de wetenschapswinkel van het UMCG aan. 'Jullie deden mee aan een project, weten jullie nog wel?' Ze willen alles weten van de onderwerpen 'welzijn, welbevinden en wederkerigheid'. Want de eenzaamheid van de oudere behoeft nog veel onderzoek in deze tijden van vergrijzing. Pas als onze student en zijn hospita alle kaarten op tafel hebben gelegd over hun welbevinden, in het kille licht van de wetenschap, mogen de proefdieren alsnog besluiten jarenlang hun leven samen te slijten. Het ongedwongene is er dan wel van af. De banden blijken toch een beetje te knellen en al gauw is de Hospita 2.0 weer de eenzame oudere die ze al was. Een plus een is toch gewoon twee.

Bonuscolumn: Hospita 1.0

In mijn eigen studententijd, in de jaren tachtig, bestond de Hospita 1.0 nog, al was dat toen al een letterlijk uitstervend fenomeen. Ik heb korte tijd het genoegen mogen smaken bij een heuse hospita te wonen: mevrouw Reinders, aan de Radesingel in de stad.
Zij was, toen ik er kwam wonen, een eind in de negentig, en woonde al zo'n zestig jaar in het drie verdiepingen tellende herenhuis. Haar man, een dominee, was decennia geleden overleden en sindsdien had zij altijd vijf studenten op kamers gehad. Heren, welteverstaan. En omdat zij zwaar christelijk was, moesten die studenten hetzij theoloog zijn, hetzij lid van de toenmalige gereformeerde studentenvereniging Hendrik de Cock. Dat geen van beide garant stond voor een vrome levenswandel was van geen belang.
Als theologiestudent kwam ik terecht in de 'blauwe kamer' achterin, van waaruit je tot aan het Verbindingskanaal de diepe tuin in kon lopen. Ik heb later meermalen theologen ontmoet voor wie deze blauwe kamer een begrip was. Naar de maatstaven van toen was het een ruime kamer van zeker vier bij vier meter, met een wastafel. Ik denk dat de (gedeelde) badkamer zich ergens op de eerste verdieping bevond en het staat me bij dat je maar een beperkte tijd onder de douche mocht staan. Een eigenaardigheid aan de kamer was dat er een spreekbuisje in was aangebracht, ooit bedoeld voor de dienstbode, waardoor zij met mij kon praten. Als ik haar tegen het buisje hoorde tikken, was dat meestal om te zeggen dat er telefoon voor mij was, want het bakelieten toestel stond op haar verdieping. Om te voorkomen dat ze alles kon horen wat er in mijn kamer gebeurde, kon ik de spreekopening afsluiten met een kurk.
Mevrouw Reinders was, met haar zoveel-en-negentig jaar nog goed bij de tijd. Ze deed zelf een groot deel van haar boodschappen, kon moeiteloos de trap op naar haar vertrekken op de bovenste verdieping en kookte daar haar eigen potje. Ze was wel stokdoof en, als gezegd, tamelijk conservatief. Ze praatte geregeld met 'haar' jongens, en toen dat gesprek eens kwam op homoseksualiteit was haar verlichte inbreng: 'Vroeger dacht ik altijd dat het een zonde was, tegenwoordig weet ik dat het een ziekte is.' Er zat dus in elk geval nog schot in haar opvattingen. Overigens was ze wel een vrouw van de wereld: toen ik eens om zes uur 's ochtends dronken thuiskwam, kwam zij net de trap afgedaald en zei moederlijk, met haar schorre oudevrouwenstem: 'Zo Willem, lekker naar de kroeg geweest? Ga maar gauw slapen.'
Wij, twee theologen en drie studenten van Hendrik, deden af en toe licht tuinwerk en een enkele boodschap en verder gingen we onze eigen gang. Als we mevrouw Reinders in huis tegenkwamen, maakten we graag een praatje. Hospita 1.0. Maar al na drie maanden kreeg ik de boodschap dat het eind van het feest in zicht was. Mevrouw Reinders had, ondanks haar goede gezondheid, en wellicht onder druk van haar dochters, die ook al in de zeventig waren, besloten om het huis te verkopen. Ik zou er anders nooit zijn weggegaan, maar nu liet ik me gewillig 'uitkopen', evenals de vier andere bewoners.
Mevrouw Reinders kwam terecht in een serviceflat of verzorgingshuis, waar ze ons nooit meer tegenkwam. Daar is ze, ontworteld, al snel overleden.

Willem van Reijendam