Column: Auto op houten blokken

© RTV Noord
Een beetje goeie vakantie gehad? Nou, ik niet. Althans, ik had geen vakantie. Ik had verhalenvrij en werkte doordeweek. Ik was als een bijna genezen verklaard tbs-patient: vijf weken weekendverlof. Goh, wat was dat lekker. En... ook heel snel voorbij.
De tijd vliegt als je ouder wordt. En hoe ouder je wordt, hoe sneller de tijd voorbij gaat. Dat is geen fabeltje. De wetenschap zegt het ook. Soms verlang ik terug naar die tijd als kleine rooie waarin de schoolvakanties voorbij kropen en je je uren kon vervelen tot moeder er hoorndol van werd.
Ik hoefde me de afgelopen weken niet vervelen. Ik had het stervensdruk met de verkiezing van Schierste Ploatsnoam van Grunnen. En met de randverschijnselen, omdat ik Doodstil had uitgesloten van de verkiezing omdat ze al Mooiste Plaatsnaam van Nederland waren.  
Nee, de tijd vloog in haastige vlucht. Alsof het gister was, in werkelijkheid al weer vijf weken geleden, zat ik met Lientje en Tom van Tom Vliegt voor U in een vliegtuig om het as van mijn vader te verstrooien.
Man, wat was ik zenuwachtig. Niet om het vliegen, maar of ik mijn vader wel goed het raampje uit kreeg. Na twee rondjes boven zijn oude woonstee, moest ik de enorme strooibus met vaders as legen in het luchtruim boven zijn geliefde stoomgemaal.
Mijn moeder zat op een stoeltje in de zon op de grond van het stoomgemaal, waar ze heel mooi de vlag halfstok hadden gehangen. Vanaf de grond werd het strooivliegtuigje nauwlettend gevolgd.
Ik zat naast piloot Tom en die instrueerde mij hoe ik dat uitstrooien moest doen. Het raampje van - denk ik - een meter bij dertig centimeter moest open en door de druk van de wind bleef het vanzelf wel openstaan. Daarna moest ik de bus met as in twee handen pakken met de ene hand als deksel op de bovenkant en de andere geklemd op de onderkant.
De bus moest ik dan naar achteren wegduwen en dan pas mijn dekselhand eraf halen. 'En wel goed doen anders hebben we de hele cockpit vol met as', zei piloot Tom. Ik zag het tafereel voor me. Tom, Lientje en ik zelf onder een dikke laag as van mijn vader.
Met samengeknepen billen en een droge mond opende ik het vliegtuigraampje duwde de bus naar achteren, liet hem door de kracht van de wind bijna vallen, herstelde dat nog net op tijd en liet toen de dekselhand los.  En daar vloog pa in een grote grijze streep door de lucht. 
Ik ademde diep door van opluchting toen het raampje weer dicht was en bedacht dat ik helemaal vergeten was dat ik mijn vader nog een goeie reis wilde wensen en bedanken voor al die mooie jaren. Dat heeft ie vast wel begrepen. 
In de week daarna belde een man naar de redactie die woest was over het uitmoorden van een ganzenfamilie in Oude Pekela. De stoom uit zijn oren kwam aan mijn kant uit de telefoon. 'Mor e...Ie binnen Hulsegge zeden ie?', onderbrak hij plotseling zijn woedend relaas. 'Al 52 joar', zei ik gevat. 'En joen pa was leroar op LTS?' Ik beaamde het.
De man uit Bellingwolde had decennia terug bij mijn vader op de LTS in de klas gezeten. Pa had hem er een keer uitgestuurd. 'Was mien aigen schuld hor', zei hij er verontschuldigend achteraan. Samen met z'n kameraadje had hij zich moeten melden bij directeur Bloem.
De directeur besloot dat de twee als straf na schooltijd zijn auto moesten wassen. Nou het het duo 'oet Bennewol' wilde veel, maar geen auto wassen van de directeur. In plaats van zijn mooie dure auto te wassen, draaiden ze er alle wielen af en zetten de wagen met de assen op houten blokken.
De directeur dacht later op de middag toen hij naar huis wilde voor aardappels, bloemkool en een een sucadelapje dat hij bij een brandschone en glimmende auto zou komen. 
Je kunt je voorstellen wat er in het brein van de directeur gebeurde toen hij erachter kwam dat de auto ten eerste niet schoon was en ten tweede niet op wielen maar op blokken stond. Hij stuurde de jongens van school. 'Waist wat mien pa zee dou ik thoeskwam?' zei de man en gaf zelf het antwoord:
'Dat haar nait weden mouten...' En daar bleef het bij.  
Dezelfde dag nog kreeg ik telefoon van een man uit Oude Pekela. Ik dacht: Nee he, alweer die ganzen. 'Kinstmie nog wel?' vroeg de zware stem. Het duurde even voor het kwartje viel. Ik had de man een keer ontmoet bij een lezing in het oude St Lucasziekenhuis.
De man is hobbyschilder en hij had het gehoord van mijn vader. Hij had een cadeau voor me. Een schilderij. Ik haalde het op in het kleine huisje aan de Willem de Zwijgerlaan. Op de terugweg dacht ik: wat toch mooi dat er nog zulke mensen bestaan. 
Gister reed ik op mijn wielrenner op de J. Buiskoolweg in Bellingwolde. De weg van de Rhederweg langs Hebrecht naar Bourtange. De mooiste weg van Nederland. De enige weg ook van het land die aangewezen is als rijksmonument. Waarom? Om de beplanting. 
In de crisisjaren dertig werden als werkverschaffing onder meer platanen, rhododendrons, sneeuwbessen, jasmijn en hulst langs de vijf kilometer lange 'Boeskoolweg' geplant. Op de weg, waar mijn vader als jongetje op het grenskantoor vlakbij woonde, kreeg ik hoge nood en leegde mijn blaas tegen een van die grote platanen. 
In de verte kwam een oude man op een fiets aangereden. Gele klompen, stuutsiekoorn broek en een zwart jasje. Ik kauwde een koekje toen hij bij mij stopte. 'Goeiedag', zei de man vriendelijk en verlegen om een praatje. 'Moi', zei ik met volle mond terug. En zette uit beleefdheid mijn helm en zonnebril af.
De man draaide een shagje en keek me aan met een schuin oog. 'Binnen ie nait van Noord?' vroeg hij ondertussen zijn sigaret opstekend met een Zippo. 'Klopt', zei ik. 'Dat hebben ie goud zain.'
'Ie binnen toch ook dij man van de Schierste Ploatsnoam?' Ik knikte. 'Ie hebben der toch ook veur zörgt dat Doodstil nait mitdoun mog?' Ik knikte weer. De man blies de rook in kringen uit zijn mond. Toen het laatste kringetje in de lucht vervaagde, zei hij: 
'Dat haar nait weden mouten….'  

Erik Hulsegge

Nog even over dat schilderij. Ik kreeg het van Jan Talens en is een afbeelding van het Winschoter stoomgemaal, hobby en levenswerk van mijn vader. Het hangt nu bij mijn moeder aan de muur.