Column: De oude boer

© RTV Noord
Het water van de maar glinstert in de zon. In de verte een eerste plukje ganzen op weg naar verre oorden. De klei van het omgeploegde land glanst als teken van de herfst. Zijn land. Het land waar hij zoveel van houdt.
In de auto streelt de zon zijn gedachten. Gedachten naar de tijd dat trekkers nog geen gemeengoed waren. Dat de paarden briesend de ploeg door de klei trokken, de aardappels nog dikwijls met de hand werden gerooid, 
Verderop ziet hij een man met een klein jongetje en een Drentse Patrijshond in zijn spoor het hoogholtje over de maar opklimmen. De man en de hond maken aan de andere kant de afdaling naar het vasteland, als het jongetje in zijn overtocht staan blijft en over de reling van de brug buigt.
In de auto stokt de adem van de oude man achter het stuur. De herinnering aan die ene dag is onvermijdelijk. De dag dat hij bijna was verdronken. Hij was aan het spelen langs de maar niet ver van de boerderij. Hoe hij er nu in gevallen was, wil zijn geheugen nooit meer aan hem kwijt. Hij was, omdat hij nog niet kon zwemmen, kopje onder gegaan, de verdrinkingsdood nabij.  
Een van de arbeiders had hem levenloos zien liggen in het water, was er in gesprongen en hem eruit getrokken. Weken had hij in het ziekenhuis gelegen, zwevend tussen hemel en aarde. In een coma waar hij niet meer leek uit te komen. Toen was er die dag dat hij ontwaakte. Zijn moeder aan zijn bed. 
De vader onderaan het hoogholtje roept zijn zoon die van de reling klimt en beneden in zijn armen springt. De hond kwispelt blij om hen heen. 
De oude man in de auto moet even denken aan zijn zoon en aan hun hond. Onwillekeurig ook aan zijn vrouw, waar hij nu naar op weg is. Zijn vrouw in het verzorgingshuis in het dorp verderop. Zijn vrouw die lijdt aan de geheugenziekte. Zijn vrouw die al die jaren zij aan zij aan hem had gestaan op de boerderij, is nu in haar eigen wereld. 
In het verzorgingshuis houdt hij haar gezelschap. Soms vallen er over en weer wat woorden in hun moerstaal. De stilte heeft de overhand.
Een meisje komt binnen. Blond haar en blosjes op de wangen. Aan haar kleding te zien is ze een van de verzorgsters. Ze groet hem vriendelijk en vraagt dan naar zijn naam. Als zij vervolgens ook naar zijn voornaam vraagt, is hij verbaasd.
De blosjes op de wangen van het meisje worden nog roder als zij vertelt waarom zij naar zijn voornaam vraagt. Ze vraagt het om haar overleden oma. Haar oma die altijd over hem sprak, die met bewondering over hem vertelde. 
De oude man kijkt het meisje aan met een nieuwsgierige blik. 'U heeft mijn oma het leven gered' zegt ze zacht. 'Toen ze nog een meisje was. Misschien weet u het nog, het was op Vlieland. Oma was bijna verdronken…' 
Zeventig jaar lang had hij er niet meer over gesproken. Hij weet het nog als de dag van gisteren. Die mooie dag aan het het begin van de zomer. Een spontaan idee was er in uitgemond dat vier meiden en twee jongens vol levenslust en zomerse blijheid de overtocht naar het eiland hadden gemaakt. 
Op handdoeken hadden zij zich op het warme strand genesteld. De zon strak aan de blauwe hemel. Ravotten in het zand. Hij had een oogje gehad op een van die vier mooie meisjes. Zij met haar schalkse blik en mooie lach. Het zand op haar zonverbrande schouders. 
De meisjes wilden in zee het zand van hun gekleurde lijven spoelen. Een meisje en de tweede jongen in het gezelschap gingen niet mee het water in omdat ze niet konden zwemmen. Hij die wel kon zwemmen, maar sinds zijn bijna dodelijke val in de maar het water vreesde, bleef met de twee achter op het strand. 
Hij hoorde nog het gelach en hun vrolijke stemmen toen ze de golven in doken. Precies op de plek waar, zonder dat ze het wisten, een sterke aflandige stroming stond. 
'Help!! Help!!' Het angstige hulpgeroep van de drie meisjes, inmiddels al ver in zee, galmde over het strand. Wat de zwemmende meiden ook probeerden, hoe hard ze ook zwommen, het lukte hen niet terug te keren naar het strand. De stroming dreef hen steeds verder weg, verder de zee in, weg van het strand. De vermoeidheid en de paniek sloegen toe. 
Hij zag meteen wat er aan de hand was. Even flitste zijn val in de maar bij de boerderij door zijn hoofd, de verdrinkingsdood die hij in de ogen had gezien. Hij verdrong de gedachte en,  sprong de zee in. Voor de ogen van de twee niet-zwemmers wist hij drie uitgeputte meiden een voor een terug te krijgen op het strand. 
'U bent een held, zei oma altijd'. De oude boer wordt door de woorden van het meisje uit zijn gedachten aan die zomerdag op het eiland gehaald. Hij vraagt naar de naam van haar oma. Het meisje noemt de korte alles zeggende naam. 
Hij wist het. Hij wist dat zij het was. 

Erik Hulsegge