Koningsjaren deel 3: Kraam- en sterfbed

© RTV Noord
Zwijgend at Koning zijn stopvaarf. Hennie schraapte haar keel. 'Pa, kinnen wie proaten?' Even hield Koning op met kauwen. Hij knikte kort. 'Aldert en ik willen traauwen.'
Dit verhaal is echt. Maar niet altijd 100% echt gebeurd. Het is gebaseerd op het archief, de herinneringen en de verhalen van de familie van de schrijver.
Koning legde zijn lepel naast het bord en zuchtte. Hij keek zijn jongste dochter aan. Ze was nog maar 19, maar in het zachte gelige flakkerende petroleumlicht zag hij het gezicht van een volwassen vrouw. Zij slikte en staarde naar de oude houten tafel. 'Dat kin nait. Hai is cocksioan. Dat binnen aander lu,' bromde pa en ging verder met eten. Verschrikt keek moeke Koning naar haar man. Die schudde vastbesloten zijn hoofd. Hennie begon te huilen.
Troostend legde moeke haar hand op die van haar jongste dochter. 'Moar wichtje, dat huift toch nait. Bist nog zo jong. Der binnen genogt aandere manlu.' Hennie wees op haar buik. 'Wie kriegen ain lutjeke.' Resoluut stond ze op van tafel, pakte haar versleten jas en liep naar het voordeurtje. Met een voet al op het grindpaadje naar de Troostlaan bedacht ze zich. Ze stapte weer naar binnen. Deed haar jas uit. Ging zitten. Schepte zich nog wat stopvaarf op. En zei meer tegen zichzelf dan tegen haar pa: 'Aander lu binnen ook lu.'
In de bedstee waar ze zelf twintig jaar geleden geboren werd, beviel Hennie op een koude winterdag van dochter Anja. Haar man Aldert was op dat moment bezig om de nok van hun nieuwe woningwetwoning aan de Noorderweg in Siddeburen te timmeren. De Woningstichting had hen bovenaan de lijst gezet. Over drie maanden konden ze erin. Alderts familie was er niet bij geweest op het gemeentehuis in Termunten, waar ze vol ontroering een paar maanden eerder 'ja' hadden gezegd tegen elkaar. De vrienden van de CPN hadden hen buiten opgewacht met Barbarossabier en Grunoshag. Aldert was de dag erna ondanks een enorme kater fluitend naar Siddeburen gefietst. De herfst moest toen nog komen, maar het voorjaar hing al in de lucht.
Anja was net haar moeder. 'Mien aigenwieske' knikte Hennie trots naar haar dochter als die brutaal bij buurvrouw Pie op schoot klom, of helemaal alleen eieren ging halen bij oom Jacob aan de Kerklaan. 'Keerkloan, hou bestait het,' had Aldert gezegd toen zijn broer hem kwam vertellen een huisje te hebben gekocht vlak achter de Noorderweg. Hennie werkte twee middagen in de week bij Slagerij Bos. Voor de rest genoot ze van haar gezin en familie. Van de mussen in de heg, de egels achterin de tuin, de slakken in de herfst. Zo schoven de seizoenen als witte wolkenvelden over haar leven. Achter de garage had Aldert een moestuin aangelegd. Daar kweekte Hennie haar eigen komkommers, bloemkolen en groene bonen die ze in de voorraadkelder bewaarde. 'Wat hebben wie het toch goud,' zei ze tevreden als ze het eten op tafel zette.
Zus Trijn was uiteindelijk getrouwd met de zoon van dokter Schaafsma. Elk jaar kwamen ze met een dikkere Mercedes voorrijden. Rond verkiezingstijd hing er achter het grote raam van hun herenhuis in Scheemda een poster van een nieuwe middenstandspartij, de VVD. Bij Hennie was een plakkaat van de PvdA vaste prik. Drees had haar overtuigd. Verjaardagen eindigden steevast in knetterende ruzies binnen de familie. Van haar CPN-kameraden had ze door de jaren heen steeds minder gehoord. Verdrietig dacht ze terug aan de mooie tijd samen. Anja zat ondertussen op de MULO in Slochteren. Haar ouders hadden haar op het hart gedrukt door te leren. 'Ik heb aaltied schouljuf willen wezen,' zei Hennie dan, 'moar mien ollu konden dat nait betoalen.' Anja haalde dan haar schouders op. Die wilde iets anders. Die wilde de wereld zien.
Op haar zeventiende kwam Anja vol enthousiasme met de GADO uit de stad. Ze had met schoolvriendin Jettie treinkaartjes gekocht naar de Franse Côte d'Azur. Met de Zon Expres, via Amsterdam. Hennie zat al zenuwachtig in de atlas te bladeren maar Aldert riep zonder van de krant op te kijken met een peuk in zijn mondhoek wild op en neer zwiepend 'Komt niks van ien!' Anja ontplofte. 'Ik bin sikkom volwassen. Dat bepoal ik zulf!' Met slaande deuren was ze haar kamertje ingestormd. Hennie en Aldert waren het alweer bijna vergeten toen Anja zes weken later 's ochtends met koffer en al beneden kwam. 'Woar gaistoe hin?' vroeg Aldert verbijsterd. 'Noar Frankriek,' antwoordde ze resoluut.
'Alstoe dizze deur achter die dicht trekst, komst er noeit meer in!' schreeuwde Aldert en wees naar de voordeur. Maar ze ging. Twee weken later kwam ze gewoon weer terug. En deed iedereen alsof er niks gebeurd was. Toch was er in Hennie heel diep van binnen iets veranderd. Ergens had ze een enorme bewondering gekregen voor haar dochter. 'Mien aigenwieske,' fluisterde ze trots in Anja's oren als ze haar dochter knuffelde.
Iedereen lag al in bed toen op een vrijdagavond de telefoon ging. Ze wist direct dat het mis was met pa. Die had al maanden vreselijke pijn gehad en was in een paar weken tijd twintig kilo afgevallen. Moeke Koning had hem gesmeekt naar de dokter te gaan. 'Betert wel weer veurdat ik ain ol wief bin,' had Koning gebromd. Uiteindelijk had de huisarts hem naar het Delfzicht gestuurd. Daar had de internist hem met een koele blik gezegd dat hij niks meer voor hem kon doen. Botkanker. Sindsdien lag hij aan de morfine.
'Most noar zaikenhoes kommen. Het gait slim slecht mit pa,' had zus Trijn huilend geroepen. Binnen een halfuur was Hennie met de witte VW Kever naar Delfzijl gereden, waar Koning lag te vechten voor de laatste minuten van zijn zware grauwe leven. In het halletje voorin zijn kamer stonden Roelf, Trijn en hun oudste zus triest naar de grond te kijken. Moeke Koning zat er met betraande ogen op een stoeltje bij.
Hennie wilde naar binnen lopen, maar Trijn hield haar tegen. Verbaasd keek ze haar zus aan. 'Dat kin nait.' Ze zweeg even, keek hun moeder aan, en toen weer naar haar zus. 'Domi is bie pa. Hai wil zich bekeren.'