Column: Brak en zilt

Zoals we tijdens oud en nieuw een beetje aangeschoten terugblikken op het afgelopen jaar, zo kijken we na de jaarwisseling ontnuchterd naar de toekomst. De mate van de kater bepaalt hoe zonnig die is. Het hangt er natuurlijk ook van af hoe ver je vooruit kijkt.
Je hebt bijzieners en verzieners. Bijzieners zien elk hobbeltje en elk beertje op de weg in de nabije toekomst. De kortzichtigste variant ontploft al als de auto voor hem niet doorrijdt en een gemiddelde bijziener wil vooral de zekerheid dat er over een maand nog geld op de rekening staat.
Aan de andere kant van het spectrum staan geologen en astronomen, die denken in miljarden jaren, honderden ijstijden, botsende continenten en meteoorinslagen verder, tot het moment dat het heelal weer in het niets verdwijnt of opkrast naar een andere dimensie. Dat relativeert de opwarming van de aarde enorm, om van de dekkingsgraad van je pensioenfonds maar te zwijgen.
De meerderheid zit daar ergens tussenin. Waar de toekomst ligt, is een kwestie van focus. De een is wat meer geïnteresseerd in de manier waarop het kabinet ons komend jaar door de stikstofproblematiek loodst, de ander in de gevolgen van de uitstoot van stikstofverbindingen op de wat langere termijn. En bij de universiteit van Wageningen staat het vizier scherp op honderd jaar. Terwijl wij nog bezig waren met de laatste restjes huzarensalade, presenteerden zij afgelopen donderdag hun voorspelling, zelf spreken ze van 'dringend advies', van Nederland-over-een-eeuw.
Daarin vinden we weinig terug van de apocalyptische scenario's die door de klimaatpessimisten worden geschetst. Voor wie van de natuur houdt, is het juist een zonnig plaatje: een en al groen. Brakke gronden en zilte teelt. De mensen gaan door de zeespiegelstijging wat verder van de kust wonen (tip: investeer nu in vastgoed op de Vaalserberg) en Groningen wordt omringd door bossen en boeren die zeewier en algen telen. Die demonstratietrekkers hebben ze dus waarschijnlijk niet meer nodig, die zakken toch maar weg in de brakke grond.
Ook voorspelt het rapport dat de stad zelf helemaal vol bomen zal staan, want dat is zo lekker koel. Eigenlijk worden we dus een soort bosbewoners, net als op Sumatra of in het Amazonegebied, waarbij het moeite zal kosten om nog een open plek te maken op de Grote Markt. Voor wie vindt dat de beschaving een niet-aflatende strijd tegen de oprukkende natuur is, is dat een inktzwart scenario. En dan ook nog zeewierburgers moeten eten. Het is niet moeilijk om er een voorspelling voor 2121 aan toe te voegen: enorme bosbranden, aangestoken door boze witte mannen die vinden dat de bomen nu wel érg dichtbij zijn gekomen. En dan is het zeker weer huilie huilie, net als in Australië.
Honderd jaar verder kijken heeft als groot voordeel dat je nooit meer met de uitkomst van je voorspelling wordt geconfronteerd. Niemand die jou op je sterfbed uitlacht omdat je er volkomen naast zat. Het is niet uitgesloten, sterker nog, vrijwel zeker, dat alles in elk geval anders loopt dan voorspeld. Er komt een oorlog tussendoor, een dodelijk griepvirus, een Elfstedentocht (zegt Piet Paulusma tenminste) en FC Groningen wint misschien ook nog een keer de beker. Wat niet kan is nog nooit gebeurd. Eigenlijk weten we maar één ding zeker: over honderd jaar blikken we na oud en nieuw nog altijd vooruit.