Column: Kozijnmannen

© RTV Noord
Ik heb geen idee hoe laat het is. Door de gordijnen van de slaapkamer dringt nog geen licht. Mijn blaas heeft me wakker gemaakt en wil dat ik hem leeg. Ik wil dat mijn blaas een wekker is die ik met een flinke klap het zwijgen opleg en ik gewoon weer doorslaap.
Mijn blaas weigert wekker te zijn en zegt nog steeds dat hij geleegd wil worden. Zuchtend geef ik toe, sla de dekens van me af en daal de trap af naar de wc. Terug in bed nestel ik me weer in mijn kussen en wil een gat in de dag slapen. 
Het is vrijdagmorgen. De avond ervoor is het laat geworden. Ver na middernacht zat ik nog op de redactie in de Mediacentrale. In de Kometenstraat in Stad wemelde het van de politie. Er zou iemand zijn neergestoken en meerdere verdachten werden gearresteerd. 
Het precieze verhaal komen we op dat moment niet te weten. In deze moderne mediatijd mag je de politie 's avonds niet meer bellen wat er aan de hand is. Maar daar kom ik nog wel eens een keer op terug. 
In de straat hoor ik het geluid van een dichterbij komende vrachtwagen. De wagen mindert vaart en stopt voor mijn huis. In mijn hoofd begint een belletje te rinkelen: de kozijnmannen. 
Mijn nieuwe buren krijgen nieuwe kozijnen en de kozijnmannen zijn al sinds donderdag bezig de oude te vervangen voor spiksplinternieuwe. Even heb ik de hoop dat de vrachtwagen een pakketbezorger is. Als een deur dichtklapt, ik stemmen hoor en even later het geluid van steigerbuizen hoor, weet ik hoe laat het is.
Naast mijn slaapkamerraam hoor ik een man de pas opgezette steiger opklimmen en ergens beneden zingt Erwin de Vries. De man naast mijn slaapkamerraam zingt uitbundig mee met De Polder.   
Het liekt zo mooi hier in de polder
Het geft mie rust en fascineert
Het gezang van Erwin en de kozijnman wordt onderbroken door een stem van beneden. 'Doe hest veul overainkomsten mit mien vraauw, ol' schreeuwt de stem naar boven. 'Wat din?' komt de vraag van boven. 'Dij kin ook nait zingen…' Beneden klinkt gelach..
Ik kan niet alles horen wat er verder gezegd wordt, maar ondertussen komt ook Winschoterdaip en Miss Scheemda van Erwin's Heleboel voorbij. 'Hai zit nou al lös' roept de kozijnman op de steiger opgetogen naar beneden. Hij heeft het over het oude kozijn. 
Beneden wordt knorrig gereageerd. Er blijkt iets nog niet gearriveerd. 'Ik gaai der ook nait achter tou, ol. Ik kin nait alles regeln, zeg mor'. De stem van beneden komt overduidelijk uit Finsterwolde. Daar zegt men overal 'ol' achter. En ik krijg gelijk als ik even later hoor dat het in 'Finnerwol toch beter regelt wordt'.  
Ik denk even dat ze het over een kratje bier hebben. Maar misschien is dat ook wel omdat ik aan Willem moet denken. Willem, de meeste mensen kennen hem als Wilm, woonde even buiten het dorp. In een arbeidershuisje, iets van de weg af. Wilm was metselaar en een beste. Op z'n allerbest was hij met jenever. En daar wist hij altijd op een slinkse manier aan te komen.
Dat ging als volgt. Als Willem begon met metselen van een schuurtje, en meestal stond dan de vrouw des huizes te kijken want de man was al naar zijn werk, vloog de specie door de lucht. Wilm begon dan te vloeken. 'Wilt t nait?' vroeg de vrouw bezorgd. 'Specie is veuls te dreug',  antwoordde Wilm en liet zien hoe het korrelige cement onder de steen vandaan brokkelde. 
Het was cement dat nog lang niet klaar was, maar dat had Wilm bewust gedaan. 'En nou din?' vroeg de vrouw. 'Hebben ie ook jenever mevrouw?' vroeg Wilm dan. 'Wat din?' vroeg de vrouw verbaasd. ' Ja..' zuchtte Wilm.  'Der mout eem n scheutje jevener deur. Din bakt t beter..' 
De vrouw ging het huis in en kwam even later weer naar buiten met een fles jenever. Wilm gooide een scheutje door het cement in de betonmolen of in de cementkuip en vertelde dan met veel bravoure hoe goed het cement nu wel niet hechtte. En 'bakte' er meteen een steen op. De vrouw knikte tevreden en wilde de fles weer mee naar binnen nemen. 
'Loat mor eem stoan' zei Wilm dan. 'Ik dink dat er straks nog wel n scheutje bie de specie mout'. 
Op het eind van de dag was de fles jenever leeg. Maar die was natuurlijk niet in de kuip met cement verdwenen. 
Het gebeuk met de hamer en het geklop met de boor vlak naast mijn bed wordt zo hard, dat ik Erwin de Vries niet meer hoor en zelfs de krant niet meer kan lezen. Ik bel in het lawaai de kapper of ik daar ook terecht kan. Er was nog net een gaatje, zei Hillie de kapster. 
Een kwartiertje later kijk ik in de spiegel van de kapper. Hillie doet goed haar best. Mijn steeds wittere lokken vliegen door de lucht, als de glazen deur opengaat en een vrouw met rollator binnen komt.  'Woar mou'k weden, ol?”, vraagt ze met stemverheffing. Een jongere vrouw, ik denk haar dochter, ondersteunt haar. 
'Goan ie doar mor zitten',  zegt Jantje de hoofdkapster. 'Mout joen hoar ook nog wossen?' vraagt ze er meteen achteraan. De oude vrouw strijkt even met haar rechterhand door haar haar. 'Nee hor, heb ik veurege week nog doan, ol...Nait neudeg, zeg mor'. Ze zet haar rollator aan de kant en ploft in de stoel achter mij. 
Onder het gefrutsel aan mijn haar luister ik mee met met het gesprek tussen Jantje de hoofdkapster en de oude vrouw. Jantje vraagt hoe ze straks weer naar huis gaat omdat haar dochter net de deur weer is uitgegaan. De vrouw kijkt in de spiegel naar Jantje. 
'Moak die mor gain zörgen, ol. Mien zeun komt mie dammeet ophoalen. Dij is hier vlakbie aan t kozienen ploatsen….'