Column: Jan de Bingoman

Erik Hulsegge
Erik Hulsegge © RTV Noord
Marcel Hensema praat ontspannen zittend op een bankje met een man in een rolstoel, Chris Zegers krijgt een biertje en een taxi naar huis aangeboden en een cameraman is met paniek in zijn ogen op zoek naar zijn mobiele telefoon.
Het is maandagavond vlak na de voorpremière van de derde tv-serie van Hollands Hoop, de crimicomedy over de Groningse drugswereld rond boerderij Hoog Hammen in Overschild.
Bij de bar op de de vijfde verdieping van het gloednieuwe Forum - het kan net zo goed de vierde of de zesde zijn, want ik ben de etagetel even kwijt - is het gezellig druk. De crew klit bij elkaar aan een tafel. Scenarioschrijver Franky Ribbens peinst over een toch nog vervolg van de serie, die vanavond zijn laatste seizoen in gaat.
Figurantboeren, verstokte fans, een moeder uit Zandeweer wier baby een rol heeft in de serie, de antiekman oet Oethoezen van de rekwisieten en de regelneef van Meerland; allemaal gaan ze op in het enthousiaste geroezemoes van het Hollands Hoop-gezelschap.   
Mijn blik gaat naar mijn metgezel. Hij vertelt acteur in het derde seizoen, Chris Zeegers, dat zijn dochter nu in het stadse studentenhuis woont, waar de televisieman in zijn Groningse studententijd ook pieste, kabouterde en kotste. Zeegers spreekt spontaan een boodschap in de telefooncamera voor 't wichtje uit Winschoten. Dat ze een beetje voorzichtig moet zijn met zijn oude kamertje. 
Ik kijk verder om mij heen. Achter mij zit een oudere man alleen aan een tafel. Alsof hij er niet echt bij hoort. Grijswit haar, een bril op, zo in de zeventig, schat ik. Hij houdt het ergens tussen Jan Pelleboer en Fré Meis. Voor hem staat een half leeg glas bier. Hij neemt een slok en kijkt ook naar mij, zonder iets te zeggen.
'Binnen ie dij boer?' vraag ik. Ik denk dat de man, misschien de oude boer is van boerderij Hoog Hammen, die in de tv-serie Hollands Hoop heet. De man is even in verwarring. 'Nee ik bin mit pensioen..' zegt ie. De manier waarop hij het zegt, zegt mij dat hij niet boer Broekema van Overschild is. Ik vraag me af hoe hij hier dan in past, wat hij hier doet. 
Hij geeft zelf het antwoord: 'Ik drink n biertje'. De man ziet mijn vragend gezicht. 'Tja, Ik kin nait thoes wezen'. Dan komt het verhaal. Zijn vrouw was twee jaar geleden plotseling overleden. Ze zouden die avond met zijn tweeën de stad in. Bij de kapstok in de gang hadden ze hun jas aangetrokken.   
'Ik heurde inains n plof achter mie. En doar lag ze. Zomor…' Binnen een kwartier hadden agenten, ambulancebroeders en dokters in de gang gestaan. Maar het mocht niet meer baten. 'Veur heur natuurlek n mooie dood, mor nait veur mie', voegt hij er zacht aan toe.
Sinds die dag komen de muren van het huis op hem af. Jan, zo blijkt hij net als mijn metgezel te heten, komt bij ons aan tafel zitten en drinkt een biertje mee. Oude Jan zit bijna elke avond in het Forum. Soms op de bovenste verdieping, soms beneden en zoals nu; halverwege. Een biertje drinken. 
't Oetzicht is hier geweldig', zegt hij met een veelbetekenende toon als twee mooie jonge meisjes met paardenstaart langs komen gewandeld. 'Jaha...Ik heb mien ogen nait in de buutse'. Soms eet ie wel eens met een meisje van 26, vertelt ie verder. Gewoon een vriendin. Daar moeten we niks achter zoeken. Hij is tenslotte vijftig jaar ouder. 
Sinds kort heeft Jan er een hobby bij. Bingo. Niet de deelnemer. Niet de bingokaartkrasser. Nee, Jan is de bingoleider. Jan is de bingopresentator. Jan is de bingoman. De oude bingoman was gevallen en zijn heup gebroken. En ze hadden Jan gevraagd of hij dat niet kon doen. 
En zo geschiedde. Jan had er lol in gehad. En hij schijnt er ook goed in te zijn, want door de hele Stad wordt hij nu gevraagd als Jan de Bingoman. 't is n vak', zegt Jan. Hij doet dan alsof hij een nummertje uit een bingonummerzakje haalt. 'Acht-en-veertig',' zegt ie met stemverheffing. En er meteen achteraan: 'Vier…! Acht…!' 
Hij herhaalt  het nog een keer met 65. 'Vijf-en-zestig! Zes….! Vijf… Jan geeft uitleg bij de extra cijfermelding. 'Ja, elk kin nait goud heuren en zo wait elk perzies wat nummer dat t is.' Ik weet uit vervlogen bingotijden wat er gebeurt als er een valse bingo wordt gemeld en vraag me af hoe dat tegenwoordig gaat. 'Liedje zingen', zegt Jan beslist. Twee mannen moeten heel hard lachen.
Even later geeft Jan de Bingoman ons een hand en verdwijnt via de roltrap van het immense gebouw. 
In de trein terug naar Winschoten zitten twee meisjes op de bank voor ons. Ze gaan op vakantie naar Ierland, zo horen we ze vertellen.. Ze willen er ook een auto huren. Het ene meisje dat met de rug naar ons toezit durft niet te rijden, omdat aan de andere kant van de plas links wordt gereden. 
Het andere meisje tegenover durft wel. Ene Jan, die ze goed kent, was ook naar Ierland geweest en die had er geen enkele moeite mee gehad. 'Als Jan het kan, kunnen wij het ook man…' zegt het meisje tegenover. Allebei lachen ze om de spontane rijm. Ik moet er ook om lachen. Ook al omdat het gezicht van metgezel Jan op een tikje verongelijkt staat. 
Een half uur later, ver na middernacht, kom ik thuis aan de Oranjestraat. Als ik de oprit op loop, zie ik in het licht van de maan de cijfers van mijn eigen huisnummer: 13. 
'Der-tien! 'Een…! drie…! zeg ik met luide stem in het lege donker. Tja,...Erik Jan de Bingoman. 

Erik Hulsegge